3.1.bepaalt dat nummer 4.32 van het op 24 juli 2024 tussen de curator en [gedaagden] gewezen vonnis, waar staat
“Het geld dat werd verdiend met de verkoop van de kleding – volgens opgave van [gedaagde] circa 4,4 miljoen euro tot 15 december 2024 – kwam binnen op de rekening van NLS.”
“Het geld dat werd verdiend met de verkoop van de kleding – volgens opgave van [gedaagde] circa 4,4 miljoen euro tot 15 december 2020 – kwam binnen op de rekening van NLS.”,
bepaalt dat nummer 4.46 waar staat
“De rechtbank heeft thans onvoldoende informatie om vast te stellen welk deel van de boedeltekorten voor rekening van [gedaagden] behoort te komen; er zou mogelijk reden kunnen zijn voor matiging, zoals onder 4.41 is overwogen. Vordering (I) is dan ook alleen toewijsbaar in de vorm van een verwijzing naar de schadestaatprocedure ter vaststelling van het voor rekening van [gedaagden] komende (gedeelte van) het boedeltekort. De vordering tot betaling van een voorschot (II) is (hoofdelijk) toewijsbaar tot een bedrag van € 2 miljoen. De rechtbank acht mede op basis van de overgelegde aangiftes loonheffingen en rekening houdende met niet betaalde premies aannemelijk dat (ten minste) dit bedrag het gevolg is van de onbehoorlijke taakvervulling en niet van de lockdown. Gelet op hetgeen ter zitting is besproken zullen de vorderingen wel worden toegewezen onder de opschortende voorwaarde dat betalingen door [gedaagden] aan de curator worden gereserveerd totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak of vaststellingsovereenkomst is beslist.”
wordt gewijzigd en aangevuld als volgt
“De rechtbank heeft thans onvoldoende informatie om vast te stellen welk deel van de boedeltekorten voor rekening van [gedaagden] behoort te komen; er zou mogelijk reden kunnen zijn voor matiging, zoals onder 4.41 is overwogen. Vordering (I) is dan ook alleen toewijsbaar in de vorm van een verwijzing naar de schadestaatprocedure ter vaststelling van het voor rekening van [gedaagden] komende (gedeelte van) het boedeltekort. De vordering tot betaling van een voorschot (II) is (hoofdelijk) toewijsbaar tot een bedrag van € 2 miljoen. De rechtbank acht mede op basis van de overgelegde aangiftes loonheffingen en rekening houdende met niet betaalde premies aannemelijk dat (ten minste) dit bedrag het gevolg is van de onbehoorlijke taakvervulling en niet van de lockdown. Gelet op hetgeen ter zitting is besproken zullen de vorderingen wel worden toegewezen onder de voorwaarde dat betalingen door [gedaagden] aan de curator worden gereserveerd totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak of vaststellingsovereenkomst is beslist.”,
bepaalt dat de nummers 5.1 en 5.2 waar staat
“veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan de curator van het niet voor matiging vatbare deel van de (boedel)tekorten van de NXT-vennootschappen nader op te maken bij staat onder de opschortende voorwaarde dat de betalingen aan de curator worden gereserveerd ten behoeve van [gedaagden] totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak of vaststellingsovereenkomst is beslist,
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan de curator van een voorschot van € 2.000.000,00 (zegge tweemiljoen euro) onder de opschortende voorwaarde dat de betalingen aan de curator worden gereserveerd ten behoeve van [gedaagden] totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak of vaststellingsovereenkomst is beslist,”
“veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan de curator van het niet voor matiging vatbare deel van de (boedel)tekorten van de NXT-vennootschappen nader op te maken bij staat onder de voorwaarde dat de betalingen aan de curator worden gereserveerd ten behoeve van [gedaagden] totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak of vaststellingsovereenkomst is beslist,
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan de curator van een voorschot van € 2.000.000,00 (zegge tweemiljoen euro) onder de voorwaarde dat de betalingen aan de curator worden gereserveerd ten behoeve van [gedaagden] totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak of vaststellingsovereenkomst is beslist,”,
bepaalt dat na nummer 5.2 van het op 24 juli 2024 tussen de curator en [gedaagden] gewezen vonnis dient te worden toegevoegd
“5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,”
en bepaalt dat 5.3 waar staat
“5.3. wijst het meer of anders gevorderde af “
“
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.”,