ECLI:NL:RBAMS:2024:597

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
13.317.451-23 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal en heling

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, in België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1989, die momenteel gedetineerd is in Nederland. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon in verband met de verdenking van diefstal van een auto en goederen uit een gestolen voertuig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten die ten grondslag liggen aan de Belgische verdenking niet onlosmakelijk verbonden zijn met de handeling die heeft geleid tot de Nederlandse veroordeling voor heling. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen, dat stelde dat er al een vervolging in Nederland aanhangig was voor hetzelfde feit. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en er voldoende garanties zijn dat hij na overlevering in Nederland zal worden behandeld. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. A.J.R.M. Vermolen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.317.451-23 (EAB II)
Datum uitspraak: 7 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 7 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 november 2023 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, in België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in ’ [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 januari 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.R. Mantz, advocaat in ‘s-Gravenhage.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een afzonderlijk bevel tot aanhouding bij verstek, afgeleverd door de Onderzoeksrechter op 15 november 2023 met zaaknummer 2023/075.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer - kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
(poging tot) diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat hij daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan wanneer is gewaarborgd dat hij, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Op 4 januari 2024 is door het FMF Antwerpen, Parket Internationale Rechtshulp, desgevraagd bevestigd dat de reeds eerder (ten behoeve van een eerder uitgevaardigd EAB met parketnummer: 13/199855-23) op 10 oktober 2023 uitgevaardigde terugkeergarantie ook in de onderhavige zaak geldt.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft bij brief van 10 oktober 2023 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Door de raadsman is, zakelijk weergegeven, bepleit dat het overleveringsverzoek ziet op een feit waarvoor de opgeëiste persoon in Nederland al wordt vervolgd. De Nederlandse zaak ligt thans in hoger beroep aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor. De opgeëiste persoon wordt in Nederland verdacht van heling van een auto die hij volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit in België zou hebben gestolen. Om die reden dient de overlevering te worden geweigerd.
De officier van justitie heeft gemotiveerd tot verwerping van het verweer geconcludeerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de feitsomschrijving in rubriek e) van het EAB, in samenhang gelezen met Form A, begrijpt de rechtbank dat de raadsman doelt op de verdenking in België dat de opgeëiste persoon aldaar op 1 mei 2023 in Arendonk door middel van braak in een loods heeft ingebroken en materialen en een voertuig met aanhangwagen heeft gestolen. Hiervan is door de heer [naam] aangifte gedaan. Het gestolen voertuig werd kort hierna teruggevonden in Nederland. Uit informatie van de Nederlandse politie bleek dat de opgeëiste persoon werd aangetroffen in het bezit van de sleutels van het gestolen voertuig.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 januari 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon in Nederland wordt verdacht van schuldheling gepleegd op 8 mei 2023 in Reusel. Uit de door de raadsman overgelegde stukken - waaronder het vonnis van de rechtbank Oost Brabant, locatie Den Bosch met de bewijsmiddelenbijlage - blijkt dat dit feit ziet op een aantal goederen, te weten een honkbalknuppel, een accubooster, een lampje en autosleutels. Deze goederen zijn allen afkomstig uit en behoren bij een op 1 mei 2023 gestolen Opel Astra met het Nederlandse kenteken [kenteken] , die op dezelfde datum in Reusel is teruggevonden. Van de diefstal van deze auto werd op 1 mei 2023 aangifte gedaan door de heer [naam] .
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van hetzelfde feit nu het Belgische feit ziet op de diefstal van de auto (en aanhangwagen) terwijl de heling alleen ziet op de sleutels van en goederen uit de auto. De handeling die ten grondslag ligt aan de Nederlandse veroordeling
- het op 8 mei 2023 in Reusel in bezit hebben van sleutels en goederen uit een gestolen auto - is namelijk niet naar tijd, plaats en voorwerp onlosmakelijk verbonden met de handeling die ten grondslag ligt aan de Belgische verdenking - het op 1 mei 2023 in Arendonk stelen van de auto.
Het verweer slaagt daarom niet.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

7.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Op 4 januari 2024 is door het OM (FMF Antwerpen Parket Internationale Rechtshulp) desgevraagd bevestigd dat de reeds eerder (ten behoeve van een eerder uitgevaardigd EAB met parketnummer: 13/199855-23) op 10 oktober 2023 uitgevaardigde detentiegarantie ook voor de onderhavige zaak geldt.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken, Centrale autoriteit, de volgende garantie verstrekt:
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde.2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waaraan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
3. Sanitaire en hygiëne omstandighedenAls algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
7.2
Standpunten verdediging en officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon een kwetsbaar persoon is. De vraag is of de verstrekte detentiegarantie toereikend is en de opgeëiste persoon in een Belgische gevangenis de behandeling kan krijgen die hij in Nederland krijgt in het [naam PI] . Om humanitaire redenen dient de overlevering daarom te worden geweigerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in Belgische penitentiaire inrichtingen met de geestelijke gezondheid van de opgeëiste persoon rekening kan worden gehouden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte detentiegarantie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Zijn stelling, die er in de kern op neer komt dat gedetineerden met psychische problemen in België een reëel gevaar lopen om aan een onmenselijke of vernederende behandeling te worden onderworpen wegens het ontbreken van adequate behandelvoorzieningen, is niet met objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens onderbouwd. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat de garantie dat de opgeëiste persoon binnen de gevangenis van Dendermonde adequate gezondheidszorg krijgt, niet zal worden nageleefd, heeft hij eveneens nagelaten dit te onderbouwen.
8. Tenuitvoerlegging straffen en maatregel in Nederland in relatie tot overleveringaan België
Ten slotte heeft de raadsman het volgende betoogd. Reeds eerder, op 23 november 2023, is de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toegestaan betreffende een veroordeling tot een gevangenisstraf van 30 maanden die nog niet onherroepelijk is. In Nederland is aan de opgeëiste persoon een aantal straffen en, recent, een ISD-maatregel opgelegd. Kort gezegd is sprake van een wirwar aan straffen en maatregelen en moet de opgeëiste persoon daarnaast feitelijk aan België worden overgeleverd. Onduidelijk is hoe en wanneer één en ander dan ten uitvoer gelegd kan en zal gaan worden.
De rechtbank stelt vast dat de raadsman het door hem opgeworpen punt niet van een conclusie heeft voorzien. Wat de raadsman met dit verweer heeft beoogd, is daarom niet duidelijk.
Ook overigens kan het door de raadsman opgeworpen punt geen rol spelen bij de beslissing van de rechtbank op het onderhavige overleveringsverzoek, nu het niet op één van de (limitatieve) weigeringsgronden ziet.

9.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, in België voor de feiten zoals die zijn omschreven in
onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,