In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Amstelveen, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van de eiser, die per 28 maart 2023 is stopgezet. De eiser had zich op 12 januari 2022 ziek gemeld en ontving vanaf 12 december 2022 een ZW-uitkering. Het UWV stelde dat de eiser meer dan 65% van zijn loon kon verdienen, wat leidde tot de stopzetting van de uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 8 augustus 2024 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en de onderbouwing van het UWV beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek dat aan de beslissing ten grondslag ligt zorgvuldig is uitgevoerd, en dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertonen. Eiser heeft echter aangevoerd dat zijn beperkingen niet goed zijn ingeschat, met name wat betreft de urenbeperking. De rechtbank oordeelt dat, hoewel er een motiveringsgebrek is, dit niet leidt tot een andere uitkomst, omdat eiser niet is benadeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun rechtsmiddelen.