Beoordeling
5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Rochdale in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het volgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. De gevorderde ontruiming is toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de kantonrechter in een bodemprocedure over zal gaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.
7. Anders dan [gedaagde 1] aanvoert leent deze zaak zich voor kort geding en zal inhoudelijk behandeld worden.
8. Op grond van de huurovereenkomst is [gedaagde 1] verplicht om hoofdverblijf op het gehuurde te hebben. Tevens is het haar verboden om de woning onder te verhuren dan wel aan derden in gebruik te geven. Volgens vaste jurisprudentie is het hoofdverblijf de plaats waar iemand werkelijk woont, waar zij de zetel van haar fortuin heeft, haar zaken behartigt, en waar eigendommen staan, de plek waar het leven van iemand zich in hoofdzaak afspeelt. Het gaat erom waar zich het middelpunt van de persoonlijke belangen bevindt en waar zij ’s avonds (meestal) weer naar terugkeert.
9. Dat Rochdale naar aanleiding van een melding onderzoek doet of [gedaagde 1] de woning bewoont is, gelet op haar positie als sociaal verhuurder en de schaarste van sociale huurwoningen, logisch. Vervolgens betwist [gedaagde 1] niet dat de woning is onderverhuurd dan wel aan derden in gebruik is gegeven maar wijst zij naar [naam 3] . De kantonrechter gaat daaraan voorbij. In het op ambtseed opgemaakt rapport hebben twee toezichthouders verklaard dat [gedaagde 1] heeft verklaard de woning onder te verhuren. Daarnaast heeft [gedaagde 1] tegenstrijdige verklaringen afgelegd, zelfs indien de verklaringen van de toezichthouders op dit punt buiten beschouwing worden gelaten. In de brief van 22 april 2024 (1.6) is opgenomen dat [gedaagde 1] wel op de woning aanwezig was maar die dag (3 april 2024, kantonrechter) even weg was waarna de logee die aanwezig was die dag anderen zou hebben binnengelaten en de woning zo in gebruik zou hebben gegeven. Daarmee strookt in ieder geval niet de waarneming van de toezichthouders die goederen aantroffen die te herleiden zijn naar degenen die zijn aangetroffen en naar de persoon, de zoon van [naam 3] maar geen spullen waaruit zou volgen dat [gedaagde 1] de woning met haar kinderen zou bewonen. Tevens strookt dit niet met de verklaringen van degenen die op de woning zijn aangetroffen en hebben verklaard daar sinds januari 2024 te verblijven. Belangrijker is echter dat daarmee ook niet strookt de verklaring van [gedaagde 1] ter zitting, bij monde van haar advocaat, waarin namens [gedaagde 1] wordt gesteld dat zij een auto-ongeluk zou hebben gehad waardoor zij niet meer op de woning verbleef maar bij [gedaagde 2] . In de producties bevindt zich een verklaring van [gedaagde 2] die gelijkluidend verklaart. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] laten na dit ongeval te onderbouwen. Ook zijn er geen bescheiden overgelegd waaruit zou volgen dat zij arbeidsongeschikt is en afhankelijk is van [gedaagde 2] als mantelzorger. Ook is het op zijn zachtst gezegd verbazingwekkend dat zij daarover eerder niet heeft verklaard. Rochdale heeft het gestelde betwist bij gebrek aan wetenschap. De kantonrechter volgt haar daarin.
10. Daarnaast dient [gedaagde 1] hoofdverblijf op het gehuurde te hebben. Dat dit tijdelijk niet het geval is kan gerechtvaardigd zijn maar dan mag ook van haar een actieve houding worden verwacht. Als huurder dient zij in ieder geval toezicht op het gehuurde te houden en Rochdale hiervan in kennis te stellen. Terecht stelt Rochdale ter zitting dat in ieder geval vanaf april 2024 tot 1 augustus 2024 dat toezicht volledig heeft ontbroken en er thans weer anderen tegen betaling in het gehuurde verblijven. [gedaagde 1] heeft in die periode geen poging ondernomen om, bijvoorbeeld samen met Rochdale en de gemeente, over te gaan tot het vervangen van de sloten. Dat [gedaagde 1] ter zitting bij monde van haar advocaat stelt aangifte te overwegen jegens [naam 3] doet aan het voorgaande niet af.
11. Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat [gedaagde 1] de woning langdurig aan derden in gebruik heeft gegeven dan wel heeft onderverhuurd en geen hoofdverblijf of toch in ieder geval geen toezicht op het gehuurde heeft gehouden. In het midden kan blijven of [gedaagde 1] het gehuurde daadwerkelijk heeft onderverhuurd of enkel in gebruik heeft gegeven.
12. Deze tekortkomingen zijn dermate ernstig dat Rochdale op goede gronden ontruiming heeft gevorderd. De belangenafweging valt uit in het voordeel van Rochdale. Rochdale heeft er belang bij dat degenen die over een sociale huurwoning beschikken deze ook daadwerkelijk bewonen. Reeds nu voldoende aannemelijk is dat zowel [gedaagde 1] als haar kinderen elders hoofdverblijf hebben dient hun belang op dit punt te wijken voor dat van Rochdale. Voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. Gelet daarop is de gevorderde ontruiming toewijsbaar.
13. Nu de ontruiming reeds op grond van het voorgaande gerechtvaardigd is, hoeft het debat tussen partijen over de vraag of de buurtbewoners gehoord dienen te worden, niet te worden gevoerd.
14. Van de zijde van gedaagde sub. 3 is niemand verschenen. De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en is toewijsbaar als hierna te melden en met inachtneming van het volgende. Voor zover Rochdale bedoeld heeft om gedaagde sub. 3 in de proceskosten te laten veroordelen wordt dit afgewezen. Weliswaar handelen degenen die daar thans verblijven onrechtmatig jegens Rochdale maar of zij zich daar ook van bewust zijn is onvoldoende aannemelijk geworden.
15. De gevorderde ontruiming is toewijsbaar als hierna te melden. Daarbij wordt de vordering mede jegens [gedaagde 2] toegewezen nu deze formeel als huurder is aan te merken en in deze procedure verweer voert.
16. Bij deze uitkomst worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeeld in de proceskosten als hierna te melden. De kosten voor de openbare betekening ter zake van [gedaagde 1] blijven voor rekening van Rochdale. Het staat Rochdale vrij om de wijze van dagvaarden te bepalen maar nu [gedaagde 1] stond ingeschreven op het adres van het gehuurde en daarnaast verbleef bij [gedaagde 2] tezamen met de kinderen was er geen noodzaak om daarnaast ook openbaar te betekenen.