ECLI:NL:RBAMS:2024:5880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/13/745893 / HA ZA 24-102
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van een Aansluitovereenkomst door SchipholTaxi zonder zwaarwegende reden

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een taxichauffeur, en LACUS SCHIPHOL B.V., handelend onder de naam SchipholTaxi. De zaak betreft de opzegging van een Aansluitovereenkomst door SchipholTaxi, die op 6 april 2022 alle overeenkomsten met haar chauffeurs heeft opgezegd. [eiser] was het niet eens met deze opzegging en stelde dat SchipholTaxi geen zwaarwegende reden had om de overeenkomst te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat SchipholTaxi niet kon aantonen dat er een voldoende zwaarwegende grond was voor de opzegging. De rechtbank benadrukte dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval vereisen dat opzegging alleen mogelijk is bij een zwaarwegende reden. De rechtbank concludeerde dat SchipholTaxi onrechtmatig had gehandeld en dat zij schadeplichtig was voor de schade die [eiser] had geleden als gevolg van de onrechtmatige opzegging. De schade zal in een vervolgprocedure worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/745893 / HA ZA 24-102
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. H.F.C. Hoogendoorn,
tegen
LACUS SCHIPHOL B.V., handelend onder de naam SchipholTaxi,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: SchipholTaxi,
advocaat: mr. M.F. van den Berg.

1.De zaak in het kort

1.1.
SchipholTaxi heeft het recht gekregen om taxichauffeurs te laten rijden bij de aankomsthal van luchthaven Schiphol. SchipholTaxi sluit hiervoor overeenkomsten met taxichauffeurs. [eiser] is één van de taxichauffeurs met wie SchipholTaxi een overeenkomst had.
1.2.
SchipholTaxi heeft op 6 april 2022 alle overeenkomsten met haar chauffeurs opgezegd, omdat zij nieuwe overeenkomsten wilde sluiten. Met [eiser] heeft zij geen nieuwe overeenkomst willen sluiten. [eiser] vindt dat SchipholTaxi de overeenkomst met hem niet mocht opzeggen, omdat daar geen zwaarwegende reden voor was. De rechtbank volgt [eiser] daar in. SchipholTaxi moet de schade betalen die [eiser] heeft geleden door de opzegging. Die schade moet nog worden berekend.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] , met producties,
- de conclusie van antwoord van SchipholTaxi, met producties,
- het tussenvonnis van 17 april 2024,
- de brief van 17 juni 2024 van [eiser] , met een aanvullende productie,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 juni 2024,
- de brief van mr. Van den Berg namens SchipholTaxi in reactie op het proces-verbaal.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

De partijen
3.1.
SchipholTaxi is op basis van een concessie van Schiphol Nederland B.V. sinds 2014 gerechtigd om taxivervoer te verrichten vanaf luchthaven Schiphol (de Concessie).
3.2.
De bestuurder van SchipholTaxi is [naam] ( [naam] ). [naam] is ook bestuurder van Taxi Centrale Schiphol (TCS). TCS is een zogeheten Toegelaten Taxi Organisatie (TTO) met een vergunning van de gemeente Amsterdam.
3.3.
SchipholTaxi laat het taxivervoer verrichten door chauffeurs met wie zij een overeenkomst heeft gesloten.
3.4.
[eiser] is werkzaam als taxichauffeur. [eiser] heeft op 18 september 2018 een overeenkomst met TCS gesloten (de Vervoerder Overeenkomst). [eiser] heeft vervolgens op 2 oktober 2018 een overeenkomst gesloten met SchipholTaxi (de Aansluitovereenkomst).
De Aansluitovereenkomst
3.5.
In artikel 2.3 van de Aansluitovereenkomst is bepaald dat SchipholTaxi het taxivervoer alleen laat uitvoeren door TTO-chauffeurs die zijn aangesloten bij TCS.
3.6.
Artikel 10 van de Aansluitovereenkomst bepaalt ten aanzien van de duur van de overeenkomst het volgende:
“10.1 Deze Overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
10.2
Deze Overeenkomst eindigt:
(…)
b. door opzegging door SchipholTaxi of de Chauffeur met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand.
(…)
d. bij het einde van de Vervoerder Overeenkomst van de Chauffeur met Taxi Centrale Schiphol;
e. bij het einde van de Concessie;
(…).”
3.7.
Bij het aangaan van de Aansluitovereenkomst moeten alle chauffeurs een instapvergoeding van € 10.000,- (excl. btw) betalen. [eiser] heeft deze instapvergoeding ook betaald.
Het beëindigen van de Aansluitovereenkomst met [eiser]
3.8.
De Concessie is verlengd tot ten minste november 2024. Op het moment dat het einde van de oude concessietermijn (tot en met 31 mei 2022) naderde, is SchipholTaxi de wijze waarop zij met chauffeurs samenwerkte op grond van de aansluitovereenkomsten gaan evalueren. De destijds actuele omstandigheden rondom de covidpandemie hebben ertoe geleid dat SchipholTaxi de samenwerking met de chauffeurs onder de nieuwe Concessie niet op dezelfde wijze wenste voor te zetten.
3.9.
In een e-mail van 6 april 2022 heeft SchipholTaxi alle aansluitovereenkomsten met alle chauffeurs opgezegd met een beroep op artikel 10.2 sub b Aansluitovereenkomst. Hierbij is opzegtermijn van één maand gehanteerd. In de e-mail is onder andere medegedeeld:
“Bij het ingaan van de nieuwe Concessietermijn per 1 juni 2022 zal daarom met een nieuwe aansluitovereenkomst gewerkt gaan worden. De nieuwe overeenkomst zal erg lijken op de oude aansluitovereenkomst maar deze zal wel op enkele cruciale punten wat meer flexibiliteit bieden aan SchipholTaxi (…)
Het gebruik van de nieuwe overeenkomsten brengt ook met zich dat de huidige aansluitovereenkomsten voor SchipholTaxi zullen worden opgezegd tegen 31 mei 2022.”
3.10.
SchipholTaxi heeft de chauffeurs in dezelfde e-mail aangekondigd dat alle chauffeurs worden uitgenodigd om te praten over het sluiten van een nieuwe Aansluitovereenkomst en dat de Vervoerder Overeenkomst blijft doorlopen.
3.11.
[eiser] en SchipholTaxi hebben een gesprek gevoerd over het verlengen van de Aansluitovereenkomst. Op 26 mei 2022 heeft SchipholTaxi [eiser] medegedeeld dat zij onvoldoende vertrouwen heeft in een goede samenwerking en dat SchipholTaxi hem daarom geen nieuwe Aansluitovereenkomst aanbiedt.
3.12.
Partijen hebben van 27 mei 2022 tot 7 juni 2022 gecommuniceerd over de beslissing van SchipholTaxi. Op 14 september 2022 heeft de advocaat van [eiser] SchipholTaxi aangeschreven. SchipholTaxi is in deze brief verzocht om nakoming van de Aansluitovereenkomst en is aansprakelijk gesteld. SchipholTaxi heeft op 26 september 2022 op deze brief gereageerd. Hierna heeft [eiser] op 25 januari 2024 een dagvaarding uitgebracht.
3.13.
TCS heeft de Vervoerder Overeenkomst met [eiser] tegen 30 september 2022 opgezegd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat de opzegging van de Aansluitovereenkomst door SchipholTaxi niet rechtsgeldig was, althans dat SchipholTaxi daarmee is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen en dat SchipholTaxi schadeplichtig is, en
II. SchipholTaxi te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, op te maken bij staat.
Met veroordeling van SchipholTaxi in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
SchipholTaxi voert verweer. SchipholTaxi concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de opzegging van de Aansluitovereenkomst door SchipholTaxi niet rechtsgeldig is. Als [eiser] daardoor schade lijdt, dan moet SchipholTaxi deze schade vergoeden. De rechtbank licht deze beslissing hierna toe.
Rechtsverwerking
5.2.
SchipholTaxi beroept zich er allereerst op dat [eiser] zijn rechten heeft verwerkt. Volgens SchipholTaxi heeft [eiser] berust in de opzegging. [eiser] heeft in eerste instantie enkel geprotesteerd tegen het feit dat SchipholTaxi geen nieuwe Aansluitovereenkomst met hem wilde aangaan, niet tegen de opzegging zelf. [eiser] heeft zich ook aangemeld als aanvullend vervoerder vanaf Schiphol bij TCS. [eiser] heeft pas op 14 september 2022, in de brief van zijn advocaat, voor het eerst geprotesteerd tegen de opzegging. In die brief is SchipholTaxi verzocht om verhinderdata op te geven voor een kort geding. Daaruit heeft SchipholTaxi opgemaakt dat de zaak spoed had voor [eiser] . [eiser] heeft echter niet meer gereageerd op de brief van SchipholTaxi van 26 september 2022. Er is ook geen kort geding aanhangig gemaakt. SchipholTaxi heeft er op mogen vertrouwen dat [eiser] , naar aanleiding van de uitleg in de brief van 26 september 2022, heeft berust in de opzegging. Door meer dan een jaar en vier maanden stil te zitten, heeft [eiser] het gerechtvaardigd vertrouwen bij SchipholTaxi gewekt dat hij zich niet meer zou verzetten tegen de opzegging van de Aansluitovereenkomst. [eiser] is daarnaast taxi gaan rijden bij een andere organisatie en heeft zijn spullen ingeleverd bij SchipholTaxi. Ook dat maakt dat er gerechtvaardigd op mocht worden vertrouwd dat de opzegging geaccepteerd was, aldus steeds SchipholTaxi.
5.3.
Uitgangspunt is dat [eiser] het recht heeft om een procedure te beginnen om de rechtsgeldigheid van de opzegging te laten toetsen. Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is nodig dat [eiser] zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij SchipholTaxi gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiser] zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van SchipholTaxi onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] zijn rechten niet heeft verwerkt. Uit de correspondentie na de e-mail van 6 april 2022 (zie 3.13) volgt dat [eiser] het niet eens is met de beslissing van SchipholTaxi om de samenwerking met hem te beëindigen. Het tijdsverloop tussen de brief van 26 september 2022 en het uitbrengen van de dagvaarding op 25 januari 2024 is op zichzelf niet voldoende voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking. Dat SchipholTaxi heeft aangenomen dat de zaak spoed had voor [eiser] omdat is gesproken over een kort geding, kan [eiser] niet worden tegengeworpen. [eiser] kan zijn rechten nog steeds geldend proberen te maken in een bodemprocedure, zoals hij nu heeft gedaan, en er zijn geen mededelingen of gedragingen op basis waarvan [eiser] de indruk heeft gewekt dat hij daarvan af zou zien. SchipholTaxi had daar dus rekening mee kunnen en moeten houden. De omstandigheid dat [eiser] bij een andere organisatie is gaan taxirijden, levert ook geen geslaagd beroep op rechtsverwerking op. [eiser] kon niet meer werken op basis van de Aansluitovereenkomst en TCS heeft daarna de Vervoerder Overeenkomst opgezegd. Het ligt voor de hand dat [eiser] dan ander werk gaat doen. Dat neemt niet weg dat hij het besluit van SchipholTaxi nog steeds kan aanvechten.
Rechtsgeldigheid opzegging
5.5.
Volgens [eiser] brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval met zich mee dat opzegging slechts mogelijk is als daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. [eiser] wijst erop dat hij een aanzienlijke instapvergoeding van € 10.000,- excl. btw heeft betaald. Deze instapvergoeding moet volgens hem worden gezien als een langetermijninvestering waardoor de overeenkomst, die voor onbepaalde tijd is aangegaan, niet zonder zwaarwegende grond kan worden opgezegd. Hierbij speelt ook mee dat [eiser] door de covidpandemie slechts beperkt de vruchten heeft kunnen plukken van de Aansluitovereenkomst ( [eiser] betaalde in 2018 de instapvergoeding en begin 2020 zakte de markt in elkaar).SchipholTaxi heeft de Aansluitovereenkomst opgezegd omdat zij meer flexibiliteit wenste. Dat is geen zwaarwegende grond, aldus steeds [eiser] .
5.6.
SchipholTaxi wijst erop dat de Aansluitovereenkomst op grond van artikel 10.2 sub b Aansluitovereenkomst te allen tijde kan worden opgezegd. Een grond voor opzegging is niet vereist. [eiser] is ondernemer en als de overeenkomst onduidelijk was, dan had hij dat moeten aangeven. De omstandigheden die door [eiser] worden genoemd, brengen niet mee dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een zwaarwegende grond voor opzegging is vereist. De instapvergoeding dient ter dekking van gedane investeringen door SchipholTaxi. SchipholTaxi is als gevolg van de instapvergoeding niet verplicht om [eiser] voor een minimumtijd “de vruchten van de Aansluitovereenkomst” te laten plukken. Dit is door de rechtbank Amsterdam bevestigd in een vonnis van 25 augustus 2021. De instapvergoeding is ook niet voor restitutie vatbaar, wat op 12 november 2020 is bevestigd door de rechtbank Amsterdam. [eiser] wist ook dat de Concessie na vier jaar zou kunnen eindigen en dat dit, op grond van artikel 10.2 sub e Aansluitovereenkomst, het einde van de Aansluitovereenkomst zou betekenen. SchipholTaxi is de chauffeurs tijdens de covidpandemie tot slot meer dan tegemoetgekomen. Verder is relevant dat [eiser] een ondernemersrisico heeft, aldus steeds SchipholTaxi.
5.7.
De rechtbank overweegt dat in de Aansluitovereenkomst is voorzien in een opzegmogelijkheid met een opzegtermijn van één maand (artikel 10.2 sub b). Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, leidt de rechtbank af dat uit deze opzeggingsregeling niet volgt onder welke omstandigheden SchipholTaxi de overeenkomst mag opzeggen. Volgens SchipholTaxi mag zij de Aansluitovereenkomst namelijk te allen tijde en zonder zwaarwegende reden opzeggen, volgens [eiser] mag SchipholTaxi dat alleen als sprake is van een zwaarwegende grond.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank laten wet en overeenkomst hier dan ook ruimte voor een aanvulling. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen immers in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van artikel 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden zoals dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat (vgl. HR 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1134, NJ 2016/450).
5.9.
Bij de beoordeling zijn de volgende omstandigheden relevant. De Aansluitovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Op grond van artikel 10.2 sub b kan de Aansluitovereenkomst worden opgezegd met een opzegtermijn van één maand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft SchipholTaxi toegelicht dat de achtergrond van deze constructie is, dat SchipholTaxi de Aansluitovereenkomst voor onbepaalde tijd wenste aan te gaan zodat zij bij een verlenging van de Concessie niet opnieuw aansluitovereenkomsten hoeft te sluiten. Artikel 10.2 sub b biedt beide partijen evenwel toch de mogelijkheid om tussentijds op te zeggen, zo heeft de heer [naam] uitgelegd. De rechtbank begrijpt dit zo, dat SchipholTaxi hiermee vooral voor haarzelf flexibiliteit heeft willen creëren. Weliswaar heeft ook de chauffeur de mogelijkheid om op dezelfde voorwaarden tussentijds op te zeggen, maar die heeft daar veel minder belang bij. Uit wat partijen hebben aangevoerd, maakt de rechtbank namelijk op dat de samenwerking met SchipholTaxi voor een chauffeur lucratief is. Door overeenkomsten aan te gaan die voor onbepaalde tijd gelden, creëert SchipholTaxi echter wel verwachtingen bij de chauffeurs. Zij mogen er in principe van uitgaan dat de Aansluitovereenkomst voor langere tijd zal lopen. Als SchipholTaxi een andere verwachting had willen wekken, had zij overeenkomsten voor een bepaalde periode aan moeten gaan. Met deze verwachting strookt niet dat het mogelijk is om de Aansluitovereenkomst zonder zwaarwegende grond op een termijn van één maand op te zeggen.
5.10.
De chauffeur heeft daarnaast geïnvesteerd in de relatie met SchipholTaxi door een instapvergoeding van € 10.000,- (excl. btw) te betalen. De rechtbank volgt SchipholTaxi niet in haar standpunt dat een chauffeur daar geen enkel recht aan kan ontlenen. SchipholTaxi beroept zich hierbij op uitspraken die eerder door de rechtbank Amsterdam zijn gedaan. De zaak die heeft geleid tot het vonnis van 13 november 2020 (niet gepubliceerd) ging over de vraag of SchipholTaxi de instapvergoeding (gedeeltelijk) moest terugbetalen aan een taxichauffeur die de aansluitovereenkomst vanwege gezondheidsredenen had opgezegd. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de instapvergoeding niet hoeft te worden terugbetaald. In de zaak die heeft geleid tot het vonnis van 25 augustus 2021 (niet gepubliceerd) heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet de bedoeling van partijen is geweest om de instapvergoeding lineair te verdelen over de looptijd van de aansluitovereenkomst en dat er bij voortijdig einde een deel terugbetaald zou worden. Anders dan SchipholTaxi leest de rechtbank deze uitspraken niet zo, dat daaruit volgt dat de chauffeur niets kan verwachten als tegenprestatie voor de instapvergoeding. Uit de uitspraken volgt dat de chauffeurs, om verschillende redenen, geen aanspraak hebben op (gedeeltelijke) terugbetaling. In de onderhavige zaak moet worden beoordeelt of de omstandigheid dat de chauffeur een instapvergoeding heeft betaald, (mede) maakt dat een zwaarwegende grond nodig is voor opzegging op grond van artikel 10.2 sub b van de Aansluitovereenkomst. De rechtbank vindt dit een relevante omstandigheid. Deze omstandigheid maakt namelijk duidelijk dat de Aansluitovereenkomst geen vrijblijvend karakter heeft. De chauffeur committeert zich hiermee aan SchipholTaxi en ook daarmee strookt niet dat het mogelijk is om de Aansluitovereenkomst zonder zwaarwegende grond op een termijn van één maand op te zeggen.
5.11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval brengen dat opzegging op grond van artikel 10.2 sub b van de Aansluitovereenkomst slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. SchipholTaxi heeft de Aansluitovereenkomst met [eiser] en alle andere chauffeurs opgezegd om nieuwe aansluitovereenkomsten te sluiten, die op bepaalde punten meer flexibiliteit boden. Dat is geen voldoende zwaarwegende grond die opzegging van de Aansluitovereenkomst met [eiser] rechtvaardigt.
Conclusie
5.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat SchipholTaxi de Aansluitovereenkomst met [eiser] niet rechtsgeldig heeft opgezegd. SchipholTaxi heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] . Zij is daarom in beginsel schadeplichtig voor de schade die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden.
Schade
5.13.
[eiser] heeft in zijn dagvaarding gevorderd dat de schade wordt vastgesteld in de schadestaatprocedure. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat het bestaan of de mogelijkheid van schade als gevolg van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad aannemelijk is. Met het oog daarop, heeft [eiser] zijn standpunt met betrekking tot de geleden schade nog niet volledig onderbouwd.
5.14.
[eiser] voert aan dat hij schade heeft geleden omdat de Aansluitovereenkomst aan chauffeurs bepaalde privileges en een garantie voor een hogere omzet biedt. De rechtbank volgt [eiser] hier in. Dit punt is door SchipholTaxi niet weersproken en vindt bevestiging in de omstandigheid dat chauffeurs bereid zijn om een instapvergoeding van € 10.000,- te betalen.
5.15.
Als komt vast te staan dan SchipholTaxi schadevergoeding aan [eiser] moet betalen, zal bij het vaststellen van de omvang daarvan rekening moeten worden gehouden met het volgende. TCS heeft de Vervoerder Overeenkomst met [eiser] tegen 30 september 2022 opgezegd. Op grond van artikel 10.2 sub d van de Aansluitovereenkomst eindigt de Aansluitovereenkomst als de Vervoerder Overeenkomst eindigt. De redenen en geldigheid van het beëindigen van de Vervoerder Overeenkomst liggen in deze procedure niet voor.
Conclusie
5.16.
Partijen hebben er tijdens de mondelinge behandeling mee ingestemd om de schade en het causaal verband tussen die schade en de opzegging ook in deze procedure te behandelen (en de zaak daarvoor dus niet naar de schadestaatprocedure te verwijzen). Partijen zullen zich in aktes nader moeten uitlaten over de gestelde schade en het causaal verband. De zaak zal hiervoor naar de rol worden verwezen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
30 oktober 2024voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiser] zoals bedoeld in rov. 5.16, waarna SchipholTaxi op een termijn van zes weken later daarop bij antwoordakte zal kunnen reageren;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.