In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een taxichauffeur, en LACUS SCHIPHOL B.V., handelend onder de naam SchipholTaxi. De zaak betreft de opzegging van een Aansluitovereenkomst door SchipholTaxi, die op 6 april 2022 alle overeenkomsten met haar chauffeurs heeft opgezegd. [eiser] was het niet eens met deze opzegging en stelde dat SchipholTaxi geen zwaarwegende reden had om de overeenkomst te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat SchipholTaxi niet kon aantonen dat er een voldoende zwaarwegende grond was voor de opzegging. De rechtbank benadrukte dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval vereisen dat opzegging alleen mogelijk is bij een zwaarwegende reden. De rechtbank concludeerde dat SchipholTaxi onrechtmatig had gehandeld en dat zij schadeplichtig was voor de schade die [eiser] had geleden als gevolg van de onrechtmatige opzegging. De schade zal in een vervolgprocedure worden vastgesteld.