ECLI:NL:RBAMS:2024:5879

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
11242263
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over concurrentiebedingen en geheimhouding tussen Fusion Trade en Chip 1

In deze zaak heeft Fusion Trade Netherlands B.V. een kort geding aangespannen tegen Chip 1 Exchange NL B.V. en een aantal voormalige werknemers. Fusion Trade beschuldigt de voormalige werknemers ervan in strijd te handelen met hun contractuele verplichtingen, waaronder geheimhoudings- en relatiebedingen, door over te stappen naar Chip 1 en klanten van Fusion Trade te benaderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor Fusion Trade, aangezien een groot deel van hun personeel is vertrokken naar Chip 1, wat leidt tot omzetverlies. De rechter heeft geoordeeld dat de voormalige werknemers, met name [gedaagde 2] en [gedaagde 3], onrechtmatig hebben gehandeld door Fusion Trade's werknemers te ronselen en hen verboden om dit te doen voor een periode van één jaar na beëindiging van hun dienstverband. Chip 1 is ook verboden om werknemers van Fusion Trade te benaderen of in dienst te nemen. Daarnaast zijn er dwangsommen opgelegd voor eventuele schendingen van deze verboden. In reconventie hebben de voormalige werknemers vorderingen ingediend tegen Fusion Trade, maar deze zijn afgewezen. De rechter heeft Fusion Trade veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de zijde van de voormalige werknemers, terwijl Chip 1 ook veroordeeld is tot betaling van proceskosten aan Fusion Trade.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11242263 \ KK EXPL 24-540
Vonnis in kort geding van 20 september 2024
in de zaak van
FUSION TRADE NETHERLANDS B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Fusion Trade,
gemachtigden: mrs. M.C.A. te Poel, M.J. Bosselaar en M.A. Branger
tegen

1.CHIP 1 EXCHANGE NL B.V.,

te Amsterdam,
hierna te noemen: Chip 1,
gedaagde partij sub 1,
gemachtigde: mrs. R.M.R. van Leeuwen en M.W. Wiegerinck,
en:
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 1] ,

3.3. [gedaagde 3] ,

te [woonplaats 1] ,

4.4. [gedaagde 4] ,

te [woonplaats 2] ,

5.5. [gedaagde 5] ,

te [woonplaats 2] ,

6.6. [gedaagde 6] ,

te [woonplaats 1] ,

7.7. [gedaagde 7] ,

te [woonplaats 3] ,

8.8. [gedaagde 8] ,

te [woonplaats 2] ,

9.9. [gedaagde 9] ,

te [woonplaats 2] ,

10.10. [gedaagde 10] ,

te [woonplaats 4] ,
gedaagde partijen sub 2-10
hierna samen te noemen: [gedaagden] dan wel: voormalig werknemers,
gemachtigde: mr. A.P.J.M. Verbeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de wijziging van eis met producties
- de conclusie van antwoord met producties en eis in reconventie
- producties van 5 september 2024 van Fusion Trade
- de mondelinge behandeling van 6 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van Fusion Trade
- de pleitaantekeningen van [gedaagden]
- de pleitaantekeningen van Chip 1.

2.De feiten

2.1.
Fusion Trade maakt onderdeel uit van het internationale concern Fusion Worldwide (gevestigd te New Hampshire, VS). Zij is actief op het gebied van de in- en verkoop van elektronische componenten en producten, en opslag voor elektronische toepassingen.
2.2.
Chip 1 maakt onderdeel uit van het internationale concern Chip 1 Group; zij is 100% dochter van Chip1 Exchange Gmbh & co. KG in Duitsland. Ook Chip 1 is actief in de in- en verkoop van elektronische componenten en producten. Zij houdt zich daarnaast bezig met het beheren van opslag en het verwerken van overschotten.
2.3.
Chip 1 is statutair gevestigd in Amsterdam en is opgericht 22 maart 2024.
2.4.
[gedaagde 2] , die met ingang van 1 april 2010 werkzaam was voor Fusion Trade, laatstelijk als Vice President Sales, is met ingang van 22 maart 2024 werkzaam voor Chip 1 als bestuurder met als titel Executive Vice President. Zijn dienstverband met Fusion Trade is beëindigd per 1 maart 2024; partijen zijn in een vaststellingsovereenkomst een beëindigingsvergoeding van € 500.000,00 ten gunste van [gedaagde 2] overeengekomen.
2.5.
Andere medewerkers van Fusion Trade zijn begin 2024 eveneens overgestapt naar Chip 1; [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] zijn sinds april 2024 werkzaam voor Chip 1, [gedaagde 7] sinds mei 2024 en [gedaagde 8] , [gedaagde 9] en [gedaagde 10] sinds april 2024. Zij werken daar als Talent Acquisition Specialist ( [gedaagde 3] ), Sales manager ( [gedaagde 4] ), Global Key Account Manager ( [gedaagde 5] , [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagde 8] , [gedaagde 9] en [gedaagde 10] ).
2.6.
Omdat Fusion Trade het vermoeden had dat [gedaagde 2] werknemers van Fusion Trade heeft benaderd en geworven om zich aan te sluiten bij Chip 1 en direct dan wel indirect verschillende klanten van Fusion Trade heeft benaderd met commerciële doeleinden, heeft zij [gedaagde 2] bij brief van 27 juni 2024 gesommeerd om zijn contractinbreuken dan wel onrechtmatig handelen te staken.
2.7.
Omdat Fusion Trade vermoedde dat de andere onder 2.5. genoemde (voormalige) werknemers eveneens betrokken zijn (geweest) bij het benaderen van klanten van Fusion Trade met commerciële doeleinden, waarmee zij zouden handelen in strijd met de op hen rustende post-contractuele verplichtingen, heeft zij hen bij brief van eveneens 27 juni 2024 gesommeerd om te handelen conform de op hen rustende post-contractuele verplichtingen.
2.8.
Omdat Fusion Trade van mening is dat Chip 1 jegens haar onrechtmatig handelt door het gedrag van deze voormalige werknemers te faciliteren, uit te lokken en aan te moedigen en door de kennis en relaties van Fusion Trade in haar voordeel te gebruiken, heeft zij Chip 1 bij brief van (eveneens) 27 juni 2024 gesommeerd haar onrechtmatig handelen te staken.
2.9.
In de desbetreffende brieven van 27 juni 2024 is aan de geadresseerden gevraagd uiterlijk op 2 juli 2024 te bevestigen dat zij aan de sommatie zullen voldoen. Geen van hen heeft (ook na 2 juli 2024 niet) een dergelijke bevestiging gegeven. Fusion Trade heeft daarop de kort geding dagvaarding uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
Fusion Trade vordert - samengevat – dat het zowel Chip 1 als de voormalig werknemers verboden wordt werknemers van Fusion Trade te benaderen en te werven, klanten, relaties en leveranciers e.a. te benaderen, commerciële relaties aan te gaan met klanten, relaties en leveranciers e.a., bedrijfsinformatie van Trade Fusion te delen, een en ander onder verband van dwangsommen alsmede dat hen bevolen wordt afschrift te verstrekken van diverse (nader genoemde) schriftelijke bescheiden. Jegens de voormalig werknemers wordt daarnaast nog specifiek gevorderd dat het hen verboden wordt te handelen in strijd met het relatiebeding, het geheimhoudings- en anti-ronselbeding uit hun respectievelijke contracten eveneens onder verband van dwangsommen.
3.2.
Fusion Trade legt aan de vorderingen ten grondslag dat de voormalig werknemers contract-inbreuk dan wel (tevens) onrechtmatig concurrentie plegen. Door een en ander te faciliteren dan wel uit te lokken en ervan te profiteren handelt Chip 1 onrechtmatig jegens Fusion Trade.
3.3.
Chip 1 en de voormalig werknemers voeren verweer. Zij stellen dat Fusion Trade niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu zij in feite een constitutief vonnis verlangt; spoedeisend belang ontbreekt bovendien is de zaak te ingewikkeld voor een kort geding; op de desbetreffende Confidentiality Agreements is Amerikaans recht van toepassing waarbij sprake is van forumkeuze (Massachusetts, VS); voor zover deze Agreements niet zijn ondertekend door Fusion Trade is niet sprake van een geldig beding; voor zover sprake is van tijdelijke arbeidsovereenkomsten ontbreekt het zwaarwegend belang voor een relatiebeding zodat dit beding nietig is; ten aanzien van een aantal werknemers is in het geheel niet gesteld dat sprake is van overtredingen van contractuele verplichtingen; een aantal klanten dat benaderd zou zijn door de voormalig werknemers was daarvóór ook al klant bij Chip 1 dan wel waren geen klant bij Fusion Trade ten tijde van belang; van ‘actief benaderen’ van klanten is geen sprake. Ten aanzien van de exhibitie-vordering (art. 843a Rv) stellen gedaagden dat niet aan de wettelijke voorwaarden om inzage/afschrift te geven is voldaan; bovendien hebben de voormalig werknemers gewichtige redenen e.e.a. niet te verstrekken.
3.4.
In reconventie vordert [gedaagde 2] een bevel tot rectificatie zowel richting de benaderde relaties als op de eigen website van Fusion Trade, haar Facebookpagina en andere social media en dat Fusion Trade zich onthoudt van negatieve uitlatingen over [gedaagde 2] ; alle voormalig werknemers vorderen dat Fusion Trade alle persoonsgegevens van hen uit haar systemen verwijdert, een en ander onder verband van dwangsommen. Ten slotte vorderen de voormalig werknemers – voorwaardelijk - dat de beperkende bedingen waarop Fusion Trade een beroep doet, geschorst worden totdat in een bodemprocedure wordt beslist over de werking ervan.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of Fusion Trade ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Aannemelijk is dat Fusion Trade schade lijdt in de vorm van het wegvallen van omzet doordat een groot deel van haar werknemersbestand begin van dit jaar plots is vertrokken. Zij wil deze schade verder beperken door te voorkomen dat (in haar visie: nog meer) werknemers door Chip 1 of door de voormalig werknemers worden ‘geronseld’. Waar zij sterke aanwijzingen heeft dat door de voormalig werknemers onrechtmatige concurrentie wordt gepleegd door het benaderen van haar klanten en leveranciers, moet dit worden gestopt, aldus Fusion Trade. Bovendien hebben de voormalig werknemers en Chip 1 niet willen bevestigen dat zij zich houden aan de beperkende bedingen die volgen uit hun arbeidsovereenkomsten dan wel dat zij stoppen met onrechtmatige concurrentie.
4.3.
Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter het spoedeisend belang gegeven. Daar doet niet aan af dat Fusion Trade heeft gewacht tot begin augustus 2024 met het uitbrengen van de dagvaarding.
In conventie
4.4.
Alle voormalig werknemers hebben lopende hun dienstverband bij Fusion Trade een ‘Confidentiality and Non-Solicitation Agreement’ getekend waarin zij zich onder andere verplichten af te zien van het ronselen van werknemers van Fusion Trade en klanten, leveranciers, distributeurs, licentie houders en -gevers niet zullen overhalen hun relatie met Fusion Trade te beëindigen. In die Agreements is bepaald dat daarop het recht van de staat Massachusetts (VS) van toepassing is en dat zaken zullen worden aangebracht bij rechtbanken van die Amerikaanse staat.
4.5.
De kantonrechter ziet geen reden zich om die reden onbevoegd te achten van dit geschil kennis te nemen en erover te beslissen, ook al omdat Fusion Trade voor haar vordering(en) meerdere grondslagen heeft gesteld, te weten onrechtmatige daad en toerekenbare niet- nakoming van de arbeidsovereenkomsten ter zake van welke grondslagen de kantonrechter zonder meer wel bevoegd is (art. 93 aanhef en sub c. Rv).
4.6.
De kantonrechter zal allereerst beoordelen of de voormalig werknemers onrechtmatig handelen of wanprestatie kan worden verweten, want, in het geval dat daar naar voorlopig oordeel geen sprake van is, valt niet goed in te zien wat Chip 1 als rechtspersoon valt te verwijten. Chip 1 is of was, ten tijde hier van belang, niet meer of anders dan een samenwerkingsverband van [gedaagde 2] als bestuurder en de andere voormalig werknemers als werknemer.
4.7.
In de vaststellingsovereenkomst van 22 februari 2024 hebben [gedaagde 2] en Fusion Trade afgesproken dat de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 2] eindigt per 1 maart 2024. Daarbij is overeengekomen dat een aantal ‘post-contractuele bepalingen’ uit de eerdere (tijdelijke) arbeidsovereenkomst van 1 april 2010 van [gedaagde 2] van toepassing blijft na einde van zijn dienstverband. Het gaat daarbij om de bepalingen die zien op ‘Confidentaility’ (art. 7), ‘Company property/intellectual property’ (art. 8), ‘Non-sollicitation and non-disparagament’ (art. 9) en ‘Breach penalty’ (art. 10).
4.8.
Op grond van deze vaststellingsovereenkomst is [gedaagde 2] – ook thans nog – verplicht zich te onthouden van schending van het geheimhoudingsbeding, het relatiebeding en het niet-ronselbeding van die eerdere arbeidsovereenkomst.
4.9.
Dat [gedaagde 2] of de voormalige werknemers het geheimhoudingsbeding en het relatiebeding hebben geschonden, is niet voldoende aannemelijk geworden. Met name niet het
actief benaderenvan klanten door [gedaagde 2] en de voormalig werknemers. Er zijn geen verklaringen van klanten van Fusion Trade waaruit dit zou volgen en uit de overgelegde communicatie tussen [gedaagden] en klanten van Fusion Trade blijkt dat ook niet met zoveel woorden. Eerder lijkt het erop dat het delen van contact gegevens – waarvan wel sprake is – op verzoek van klanten (e.a.) is gebeurd; zo volgt uit de e-mail van 16 april 2024 van BSH (prod. 22 bij de dagvaarding) dat dit bedrijf een – algemene - uitvraag plaatst bij Chip 1 (en zeven andere ‘brokers in components’).Voor nadere bewijslevering omtrent de vraag of het initiatief desalniettemin tóch is uitgegaan van [gedaagden] is in kort geding geen plaats.
4.10.
Voor zover Fusion Trade van mening is dat de voormalig werknemers zelfs geen commerciële relaties mogen aangaan met klanten (art. 9.1 van de diverse arbeidsovereenkomsten)
na benaderd te zijn door die klantenwijst de kantonrechter op het bepaalde in art. 653 lid 3 sub b BW op grond waarvan een dergelijk beding geen stand zal houden wegens onbillijke benadeling van de werknemer.
4.11.
Overigens staat voor de kantonrechter wel vast dat diverse klanten als Ascom, Hertzner en National Instruments wel degelijk klanten/relaties waren van Fusion Trade ten tijde van belang; diverse voormalig werknemers waren immers contactpersoon voor die klant(en) ten tijde van hun dienstverband met Fusion Trade.
4.12.
Chip 1 is op 22 maart 2024 door het Duitse moederbedrijf opgericht. Vanaf die dag is [gedaagde 2] voor Chip 1 werkzaam als bestuurder, met als titel ‘Executive Vice President’. In het persbericht, aangehaald in een publicatie van 23 april 2024, wordt zijn komst door Chip 1 als een belangrijke ‘milestone’ in de wereldwijde uitbreiding van Chip 1 genoemd. In zijn kielzog zijn de andere acht voormalig werknemers, in het korte tijdsbestek van 22 maart tot 1 mei 2024 overgestapt naar Chip 1. Verschillende voormalig werknemers zijn meerdere keren bijeen geweest voor bespreking bij [gedaagde 2] thuis. Sommigen hadden hun arbeidsovereenkomst met Fusion Trade al opgezegd nog voordat zij een overeenkomst met Chip 1 hadden getekend. Inmiddels bestaat het personeelsbestand van Chip 1 (vrijwel) geheel uit voormalig werknemers van Fusion Trade. Gebleken is dat de opzeggingsbrieven vaak woordelijk hetzelfde zijn; alle brieven wijzen naar het vertrek van [gedaagde 2] als reden van opzegging. Fusion Trade stelt dat de voormalig werknemers de opzeggingen met elkaar hebben afgestemd en [gedaagde 3] als HR-medewerker zou daarin een betekenende rol hebben gespeeld, hetgeen Fusion Trade afleidt uit haar Whatsapp-bericht in een groepsapp waarin zij aangeeft: “ Yup! I’m going to have so much bad Karma”, welk bericht geplaatst is bij een foto waarin [gedaagde 9] zijn opzegbrief aan het schrijven is. Zij reageert daar op een vraag van [gedaagde 5] , die appt: ‘Writing the letter’? Alle opzegbrieven dateren van de periode 20 tot 27 februari 2024. Uit de door Fusion Trade overgelegde printscreens van diverse WhatsApp-berichten blijkt dat de voormalig werknemers een WhatsApp-groep deelden en daarin hun overstap naar Chip 1 bespraken. Het voorgaande moet tot de conclusie leiden dat [gedaagde 2] , en [gedaagde 3] hebben samengewerkt ten einde (meer) medewerkers van Fusion Trade te werven of te rekruteren. Daarmee hebben zij de desbetreffende bepalingen uit hun arbeidsovereenkomsten overtreden. Nu Fusion Trade schade ondervindt van dit handelen, vordert zij in zoverre terecht een verbod.
4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de vordering van Fusion Trade, voor zover die ziet op het werven of in dienst nemen van werknemers van Fusion Trade toe zal wijzen, zowel ten aanzien van [gedaagde 2] als ten aanzien van [gedaagde 3] . Wel zal de kantonrechter de periode waarin dit verbod geldt beperken tot één jaar nadat de desbetreffende arbeidsovereenkomsten zijn geëindigd.
4.14.
Van de overige voormalig werknemers kan hooguit gezegd worden dat zij zich hebben ‘laten ronselen’ door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , hetgeen niet verboden is of was. Dat betekent ook dat de kantonrechter voorbijgaat aan de vraag of het [gedaagde 9] en [gedaagde 10] vanwege hun tijdelijke arbeidsovereenkomsten en het bepaalde in art. 7:653 lid 2 BW überhaupt niet was verboden werknemers te ronselen.
4.15.
Fusion Trade heeft voorts niet aangegeven welke ondernemingen zij op het oog heeft met de ‘aan haar gelieerde ondernemingen’ ten aanzien van welke het gevorderde verbod eveneens zou moeten gelden. Dat deel van de vordering is derhalve te vaag om in deze procedure te worden toegewezen.
4.16.
Het ligt voor de hand dat Chip 1 profiteert van de contract-inbreuken gepleegd door haar huidige werknemers [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Zij genereert immers omzet door hun handelen. Chip 1 was daarvan op de hoogte nu de wetenschap van haar (enige) bestuurder [gedaagde 2] aan haar is toe te rekenen. Dat profiteren is onrechtmatig want in strijd met hetgeen haar als rechtspersoon in het maatschappelijk verkeer betaamt. Terecht vordert Fusion Trade een verbod dat Chip 1 werknemers van Fusion Trade in dienst neemt. Ook hier zal de kantonrechter het verbod beperken tot de duur van één jaar na einde van de arbeidsovereenkomsten van de voormalig werknemers.
4.17.
Aan de verboden zullen dwangsommen worden verbonden die door de kantonrechter met het oog op de hoogte van de in de arbeidsovereenkomsten opgenomen boetes zullen worden gematigd en bepaald op hieronder bij 5. de Beslissing opgenomen bedragen.
4.18.
Fusion Trade vordert tevens dat Chip 1 en de voormalig werknemers bescheiden overleggen die van belang kunnen zijn voor de bewijspositie van Fusion Trade in een eventuele bodemprocedure tegen een of meer gedaagden en om de omvang van de contractinbreuken en het onrechtmatige handelen van gedaagden en de schade van Fusion Trade vast te stellen. Fusion Trade heeft hier een gerechtvaardigd belang bij. Tevens is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldaan aan de andere wettelijke voorwaarden van art. 843a Rv nu Fusion Trade terecht stelt dat de bescheiden zien op rechtsbetrekkingen tussen haar en zowel Chip 1 (te weten: onrechtmatige daad) als de voormalig werknemers (contractbreuk en/of onrechtmatige concurrentie) en zij de bescheiden zo nauwkeurig mogelijk heeft omschreven en haar vordering in tijd (‘tot heden’ zijnde 6 augustus 2024 de datum van de dagvaarding) heeft afgebakend. Er is in zoverre niet sprake van een ‘fishing expedition’. Dat sprake is of kan zijn van gewichtige redenen aan de kant van Chip 1 dan wel de voormalig werknemers, is niet gebleken. Dat de bescheiden gegevens bevatten van persoonlijke en bedrijfsmatige aard ligt voor de hand maar dat belang moet wijken voor het zwaarwegende maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt.
4.19.
Nu in kort geding slechts een deel van de gestelde contractinbreuken zijn komen vast te staan (en enkel ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ), zal de kantonrechter ook slechts ten aanzien van een deel van de gevorderde bescheiden (en enkel ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) (en dus ook ten aanzien van Chip 1) bepalen dat die in afschrift aan Fusion Trade moeten worden verstrekt. Dit betekent dat het bevel slechts ziet op:
- ( i) de arbeidsovereenkomst(en), managementovereenkomst(en) of andere overeenkomst(en) tussen Chip 1 en [gedaagde 2] op grond waarvan [gedaagde 2] werkzaam is bij Chip 1;
- ( ii) alle correspondentie verstuurd en bestanden gewisseld tussen [gedaagde 2] en (alle of een deel van) de voormalig werknemers in de Whatsapp-groep op enig moment genaamd ‘Festival season’, in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024 en:
- ( iii) alle andere correspondentie verstuurd en bestanden gewisseld tussen (alle of een deel van de) gedaagden met betrekking tot de uitdiensttreding van [gedaagde 2] en/of de voormalig werknemers bij Fusion Trade dan wel de indiensttreding van [gedaagde 2] en/of de voormalig werknemers bij Chip 1, in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024.
4.20.
Aan dit bevel zullen tevens dwangsommen worden verbonden.
4.21.
Over de gevorderde proceskosten oordeelt de kantonrechter dat, nu Fusion Trade grotendeels in het ongelijk wordt gesteld in haar vorderingen jegens de voormalig werknemers, zij veroordeeld zal worden tot de proceskosten aan die zijde. Chip 1 is op haar beurt grotendeels in het ongelijk gesteld zodat zij veroordeeld zal worden in de proceskosten aan de zijde van Fusion Trade.
In reconventie
4.22.
[gedaagden] stelt dat Fusion Trade jegens hen een lastercampagne voert. Zo worden/werden zij 24 uur per dag gemonitord middels het computerprogramma Teramind waarbij persoonsgegevens en beelden zijn opgeslagen en zou jegens [gedaagde 2] aangiften zijn gedaan wegens bedreiging en wordt hij door Fusion Trade lasterlijk beschuldigd. In zoverre overtreedt Fusion Trade art. 12 van de vaststellingsovereenkomst: het afzien van negatieve uitlatingen over elkaar. Daarnaast wekt Fusion Trade bij haar relaties de indruk dat [gedaagde 2] zich op de werkvloer schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag.
4.23.
Fusion Trade ontkent dat sprake is van een lastercampagne of dat zij naar buiten toe [gedaagde 2] lasterlijk beschuldigt. Van de kant van [gedaagde 2] zijn geen stukken overgelegd die daarop zouden kunnen wijzen. De enkele mededeling in het whatsapp-bericht van 28 februari 2024 van [naam] , CEO van Fusion Trade, te weten ‘Received some disturbing news about your behavior as a VP of sales’ is in dat verband onvoldoende, zodat er geen reden is de gevorderde rectificaties of het gevorderde verbod zich in negatieve zin uit te laten over [gedaagde 2] , toe te wijzen.
4.24.
[gedaagden] vorderen tevens dat Fusion Trade alle persoonsgegevens over hen die zij in haar systemen heeft opgeslagen en/of op LinkedIn, Twitter, Facebook, Google, Bing en andere relevante zoekmachines heeft gedownload en opgeslagen, met onmiddellijke ingang verwijdert en daarvan een schriftelijke rapportage verstrekt aan hun advocaat.
4.25.
Fusion Trade heeft in dat verband gewezen op haar recht op verwerking van persoonsgegevens als werkgever, de fiscale en wettelijke bewaartermijnen en het belang van het verdedigen van haar rechtspositie. Daarnaast heeft zij gewezen op de regelgeving omtrent gegevenswissing (art. 17 Algemene Verordening Gegevensbescherming)(AVG) en de procedure van art. 35 Uitvoeringswet AVG waaruit volgt dat eerst een verzoek aan de verwerkingsverantwoordelijke (Fusion Trade) moet worden gedaan waarna een verzoekschriftprocedure kan worden gestart.
4.26.
Nu vooralsnog niet gebleken is dat Fusion Trade de desbetreffende persoonsgegevens onrechtmatig verwerkt, dat er geen rechtsgrond (meer) is voor verwerking noch dat de onder 4.25 genoemde procedure is gevolgd, moet dit deel van de vordering van [gedaagden] worden afgewezen.
4.27.
Hetzelfde lot treft de vordering van [gedaagden] om aan overtreding door Fusion Trade van de gevorderde bevelen een dwangsom te verbinden.
4.28.
[gedaagden] heeft tot slot, voorwaardelijk te weten in het geval geoordeeld wordt tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van Fusion Trade dan wel afwijzing van haar vorderingen op basis van het ontbreken van spoedeisend belang of de gecompliceerdheid van de zaak, gevorderd dat de desbetreffende beperkende bedingen worden geschorst, zolang er in een bodemprocedure niet over is geoordeeld.
4.29.
De kantonrechter stelt vast dat aan genoemde voorwaarden niet is voldaan. Om die reden moet (ook) dit deel van de reconventionele vordering worden afgewezen.
4.30.
Nu [gedaagden] in reconventie geheel in het ongelijk is gesteld, zullen zij hoofdelijk worden veroordeeld tot de proceskosten aan de zijde van Fusion Trade. De reconventionele vordering is kennelijk niet namens Chip 1 ingesteld, zodat deze veroordeling niet ziet op deze gedaagde. De kosten worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
verbiedt Chip 1, voor de periode tot 1 april 2025 om, al dan niet ten behoeve van Chip 1, werknemers van Fusion Trade direct of indirect te benaderen, te werven of in dienst te nemen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere afzonderlijke schending van dit verbod, alsmede € 25.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat deze schending voortduurt, met een maximum van € 250.000,00;
5.2.
verbiedt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voor de periode van één jaar na het einde van hun respectievelijke arbeidsrelaties met Fusion Trade om, al dan niet namens of ten behoeve van Chip 1, werknemers van Fusion Trade direct of indirect te benaderen, te werven of in dienst te nemen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere afzonderlijke schending van dit verbod, alsmede € 5000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat deze schending voortduurt, met een maximum van € 100.000,00;
5.3.
beveelt dat Chip 1 en [gedaagde 2] , hoofdelijk, de arbeidsovereenkomst(en), managementovereenkomst(en) of andere overeenkomst(en) tussen Chip 1 en [gedaagde 2] op grond waarvan [gedaagde 2] werkzaam is bij Chip 1 in afschrift aan Fusion Trade te overleggen binnen 14 dagen na dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom van (ten aanzien van Chip 1): € 100.000,00 alsmede € 25.000,00 voor iedere dag dat Chip 1 geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met voldoening daarvan, met een maximum van € 250.000,00, en onder verbeurte van een dwangsom van (ten aanzien van [gedaagde 2] ): € 25.000,00 alsmede € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde 2] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de voldoening van dit bevel;
5.4.
beveelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, binnen 14 dagen na dit vonnis, alle correspondentie verstuurd en bestanden gewisseld tussen [gedaagde 2] en (alle of een deel van hen) in de Whatsapp-groep op enig moment genaamd ‘Festival season’ in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024 in afschrift aan Fusion Trade te overleggen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijven met voldoening aan dit bevel tot een maximum van € 100.000,00;
5.5.
beveelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, binnen 14 dagen na dit vonnis, alle andere correspondentie verstuurd en bestanden gewisseld tussen (alle of een deel van de) gedaagden met betrekking tot de uitdiensttreding van [gedaagde 2] en/of de voormalig werknemers bij Fusion Trade dan wel de indiensttreding van [gedaagde 2] en/of de voormalig werknemers bij Chip 1, in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024, te overleggen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijven met voldoening aan dit bevel tot een maximum van € 100.000,00;
5.6.
veroordeelt Fusion Trade in de proceskosten van € 1.086,00 aan de zijde van gedaagde 2 tot en met 10, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Fusion Trade niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt Fusion Trade tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
veroordeelt Chip 1 in de proceskosten van € 1.086,00 aan de zijde van Fusion Trade, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Chip 1 niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
veroordeelt Chip 1 tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af;
5.11.
veroordeelt gedaagden 2 tot en met 10 hoofdelijk, des dan de een betaalt de ander is gekweten, tot de proceskosten van Fusion Trade voor een bedrag van € 1.086,00 aan salaris gemachtigde, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagden 2 tot en met 10 niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.12.
veroordeelt gedaagden 2 tot en met 10 hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander is gekweten, tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In conventie en reconventie
5.13.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024.
47653