ECLI:NL:RBAMS:2024:5839

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
AMS 24/558
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake selectielijst archieven ministerie van Buitenlandse Zaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2024, met zaaknummer AMS 24/558, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser, een onderzoeker verbonden aan een onderwijsinstelling, had beroep ingesteld tegen de vaststelling van de selectielijst voor archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De rechtbank beoordeelt of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiser stelt dat hij belanghebbende is vanwege zijn rol als onderzoeker en docent, en dat hij archieven nodig heeft voor zijn onderzoek naar internationale betrekkingen. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betwist echter dat eiser zich voldoende onderscheidt van andere geïnteresseerden in de archieven. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt en concludeert dat eiser geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit, omdat zijn belangen niet voldoende specifiek zijn en hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst erop dat de wetgever heeft beoogd te voorkomen dat iedereen met een indirect belang beroep kan instellen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij een specifiek belang heeft bij de selectielijst. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/558

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 september 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] , uit Amsterdam, eiser

en

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

(gemachtigde: mr. R.J. Oskam),
en

de minister van Buitenlandse Zaken

samen aangeduid als verweerder.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of eiser belanghebbende is bij de vaststelling van de selectielijst voor de archieven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de periode vanaf 2015 (het besluit). [1] In de selectielijst wordt aangegeven welke archiefbescheiden na een bepaalde termijn vernietigd worden en welke bewaard worden voor het Nationaal Archief. De selectielijst wordt door de staatssecretaris van OCW en de minister van Buitenlandse Zaken gezamenlijk vastgesteld.
2. Op de voorbereiding van selectielijsten is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. [2] Op 1 augustus 2023 is de selectielijst voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn kon eenieder een zienswijze indienen. [3] Eiser heeft een zienswijze ingediend.
3. Op 14 december 2023 is het besluit in de Staatscourant gepubliceerd. Belanghebbenden konden hiertegen beroep instellen.
4. Eiser heeft beroep ingesteld. De staatssecretaris stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat eiser geen belanghebbende is.
5. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris van OCW, vergezeld door [de persoon 1] ( [functie 1] ) en [de persoon 2] .

Beoordeling door de rechtbank

6. Alleen een belanghebbende kan beroep instellen bij de rechtbank. [4] Als de indiener van het beroep geen belanghebbende is, moet de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
7. In de Awb staat dat degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken belanghebbende is. [5] De wetgever heeft deze eis gesteld om te voorkomen dat elke persoon, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
8. Eiser betoogt dat hij in de hoedanigheid van [functie 2] en onderzoeker aan de [naam 1] belanghebbende is. Hij geeft les aan het departement [departement] , is verbonden aan de leerstoel [leerstoel] en is coördinator van het vak [vak] . In colleges, werkgroepen en begeleidingsbijeenkomsten bespreekt eiser onder meer de noodzaak om te kunnen beschikken over documenten en archieven voor het begrijpen van internationale betrekkingen. Eiser doet zelf ook onderzoek naar historische ontwikkelingen waarbij hij gebruikt maakt van de archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De zorgdragers van de archieven moeten volgens eiser rekening houden met en ingesteld zijn op toekomstige onderzoeksvragen. Daarnaast doet eiser ook onderzoek naar de maatschappelijke positie en het functioneren van het archief. Eiser betoogt tot slot dat niet alleen het belang van onderzoek en onderwijs wordt gediend door hem als belanghebbende aan te merken, maar ook datgene wat hierdoor wordt bevorderd, namelijk algemene kennis, maatschappelijk welzijn en persoonlijke waardigheid, cultureel erfgoed en rechtvaardigheid.
9. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser zich als [functie 2] onvoldoende onderscheidt van anderen die de archieven willen raadplegen of gebruiken, of dat in de toekomst willen doen. De staatssecretaris heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 mei 2017. [6] In deze uitspraak oordeelt de Afdeling dat de besluiten tot vaststelling van selectielijsten op gelijke wijze alle personen raken die de archieven willen raadplegen of gebruiken.
10. De rechtbank kan de staatssecretaris in dit standpunt volgen. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet als belanghebbende in de zin van de Awb kan worden aangemerkt. Eiser heeft betoogd dat hij opkomt voor algemene belangen. Die algemene belangen zijn echter niet een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang, waarvoor een natuurlijk persoon op grond van de Awb kan opkomen. Voor zover eiser een raadpleger van de archieven is, omdat hij documenten nodig heeft voor (eigen) onderzoek, verwijst de rechtbank naar de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling. Voor zover eiser onderzoek doet naar het functioneren van het archief, is de rechtbank van oordeel dat eiser ook geen rechtstreeks betrokken belang heeft. Een persoon kan alleen als belanghebbende worden gekwalificeerd als er een voldoende oorzakelijk verband bestaat tussen het besluit en de aantasting van de belangen van eiser. Advocaat-generaal [naam 2] heeft toegelicht dat dit betekent dat voldoende moet vaststaan dat als het besluit wordt genomen, de gevreesde of gewenste gevolgen voor de belangen van eiser zullen ontstaan. [7] Dat met de vaststelling van deze specifieke selectielijst het onderzoek naar het functioneren van het archief in het geding is, is niet aannemelijk geworden. Eiser heeft op de zitting ook toegelicht dat hij toetst hoe het archief werkt en of het archief haar eigen doelen in de praktijk brengt via het bestuderen van de stukken die bewaard blijven, maar heeft daarbij erkend dat dit onderzoek ook aan de hand van andere stukken dan begrepen in deze selectielijst kan plaatsvinden.
Eiser heeft ten slotte nog toegelicht dat hij benieuwd is naar deze specifieke selectielijst omdat hij hier mogelijk een probleem in de controle ziet. Dat eiser benieuwd is en een mogelijk probleem ziet is echter onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat eiser al met al onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij een voldoende specifiek belang heeft bij de vaststelling van deze selectielijst.
11. Eiser heeft ter zitting opgemerkt, dat het voor hem onbevredigend is dat hij in gevallen als deze wel een zienswijze zou mogen indienen, maar niet in beroep kan gaan als hier in het besluit niet op een juiste wijze wordt gereageerd. De rechtbank heeft hiervoor begrip. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb volgt echter dat dit een bewuste keuze van de wetgever is geweest. De rechtbank ziet tegen die achtergrond geen grondslag om enkel vanwege het feit dat eiser een zienswijze kon indienen, hem alsnog als belanghebbende aan te merken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
Beslissing
griffier
voorzitter
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, en mr. J.H. Broek en mr. M.H.W. Franssen, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 5 van de Archiefwet 1995.
2.Zie artikel 4, eerste lid, van het Archiefbesluit 1995.
3.Zie artikel 4, tweede lid, van het Archiefbesluit 1995.
4.Zie artikel 8:1 van de Awb.
5.Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
7.Zie de conclusie van 7 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3474.