ECLI:NL:RBAMS:2024:5818

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
23/1696
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens onrechtmatige vakantieverhuur en de toepassing van matigingsbeleid door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 3.000,- die is opgelegd wegens onrechtmatige vakantieverhuur. De boete is voortgekomen uit een melding over het onrechtmatig gebruik van de woning van eiseres, waarna het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een onderzoek heeft ingesteld. Eiseres had eerder een boete van € 11.600,- ontvangen, maar deze is verlaagd na bezwaar. De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht de boete heeft opgelegd, en dat er geen aanleiding is om de boete verder te matigen. Eiseres betoogde dat de boete disproportioneel was en dat zij niet op de hoogte was van de vergunningplicht voor vakantieverhuur. De rechtbank overweegt dat het college in zijn matigingsbeleid rekening houdt met de omstandigheden van de overtreder, maar dat de hoogte van de boete in dit geval passend is. De rechtbank concludeert dat het college de belangen van eiseres voldoende heeft meegewogen en dat het opleggen van de boete niet onredelijk is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1696

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder,
hierna: het college,
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een boete van € 3.000,- vanwege onrechtmatige toeristenverhuur op grond van de Huisvestingswet 2014 [1] en de Huisvestingsverordening 2020. [2]
1.1.
Met het besluit van 11 februari 2022 heeft het college aan eiseres een bestuurlijke boete van € 11.600,- opgelegd. Met het bestreden besluit van 31 januari 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college de boete verlaagd naar € 3.000,-.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

Het onderzoek
2.1.
Het college is naar aanleiding van een melding over onrechtmatig gebruik van de woning op 24 juni 2021 een onderzoek gestart naar het feitelijk gebruik van de woning [adres] (hierna: de woning). De woning bestaat formeel uit twee bouwlagen, drie kamers en heeft een oppervlakte van 80 vierkante meter. De woning heeft de bestemming ‘wonen’.
2.2.
Op 8 juli 2021 is de woning door toezichthouders bezocht, waarna er een rapport van bevindingen is opgemaakt. De toezichthouders troffen naast eiseres, vier toeristen in de woning aan. Voor de woning was op het moment van overtreding geen vergunning voor vakantieverhuur verstrekt. Er was ook geen melding gemaakt. Uit het getoonde boekingsbewijs bleek dat de woning voor de periode van 7 juli 2021 tot en met 15 juli 2021 aan vier toeristen is verhuurd voor een bedrag van € 1.546,96.
Besluitvorming
2.3.
Op grond van het rapport van bevindingen heeft het college op 11 februari 2022 een bestuurlijke boete van € 11.600,- opgelegd vanwege strijd met artikel 23, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014. [3] Het college heeft een nieuw boetebeleid ingesteld met betrekking tot boetes van administratieve overtredingen van na 1 oktober 2021 waarbij voor deze overtredingen een boete van € 3.000,- wordt opgelegd. [4] Daarin is proportionaliteitsbeleid opgenomen voor eerste administratieve boetes voor vakantieverhuur. In de beslissing op bezwaar van 31 januari 2023 heeft het college conform dit matigingsbeleid de boete van eiseres verlaagd tot € 3.000,-. Voor het overige heeft het college het primaire besluit in stand gelaten. Het college ziet geen aanleiding om de boete verder te matigen.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een overtreding en dat eiseres als overtreder kan worden aangemerkt. De vraag die bij de rechtbank voorligt is of het college terecht een boete van € 3.000,- aan eiseres heeft opgelegd. Zij beoordeelt dit dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2.
Het beroep van de eiseres is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het college terecht de boete aan haar heeft opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt eiseres
4. Eiseres is het niet eens met de opgelegde boete. Zij voert aan dat het (terstond) opleggen van deze boete disproportioneel en onredelijk is want de hoogte van de boete staat niet in verhouding tot de overtreding. Eiseres betoogt dat het gaat om een administratieve vergissing. In andere woorden, het college heeft miskend dat er sprake is van een eenmalige menselijke fout. Daarnaast voert zij aan dat er sprake is van een ‘kan-bepaling’ wat het college de ruimte geeft om een belangenafweging te maken. Het college had moeten volstaan met een waarschuwing. Eiseres wist niet dat er een vergunning nodig was voor vakantieverhuur en toen zij dit wel wist, heeft zij direct een vergunning aangevraagd en gekregen. Voor zover wel een boete mag worden opgelegd, vindt zij dat de boete moet worden gematigd omdat zij ten tijde van de boete door een moeilijke tijd ging. Eiseres verklaart dat haar zus zelfmoord heeft gepleegd. Tegelijkertijd ging zij uit elkaar met haar ex-partner en was het druk op werk vanwege de coronapandemie. Eiseres heeft niet doelbewust in strijd met de regelgeving gehandeld, dit is een administratieve vergissing van een particulier.
Is het matigingsbeleid redelijk?
5.1.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het matigingsbeleid het volgende.
5.2.
Zoals hiervoor in overweging 2.3 is overwogen, heeft het college in het bestreden besluit het nieuwe matigingsbeleid toegepast, waarbij lagere boetes dan voorheen worden opgelegd bij administratieve overtredingen (het matigingsbeleid). In 2023 heeft de rechtbank in een uitspraak van de meervoudige kamer overwogen dat het matigingsbeleid redelijk is. [5] Er wordt rekening gehouden met de omstandigheid of iemand voor het eerst een boete opgelegd krijgt, of dat hij de regels al vaker heeft overtreden. Daarnaast is de boete voor niet-administratieve (ernstige en/of leefbaarheids)overtredingen, zoals een overschrijding van het aantal toegestane huurders, een stuk hoger dan voor het niet voldoen aan administratieve verplichtingen zoals de meldplicht. Ook legt het college een relatie tussen de hoogte van de boete en de inkomsten die worden gegenereerd met het verhuren van woonruimte aan toeristen. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding anders over het matigingsbeleid te oordelen.
Mocht het college in het geval van eiseres een boete opleggen?
6.1.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de toepassing van het matigingsbeleid in het geval van eiseres en het opleggen van de boete het volgende.
6.2.
Zoals de rechtbank hiervoor onder 5.2 heeft overwogen, wordt in het matigingsbeleid rekening gehouden met de omstandigheid of het een eerste overtreding betreft. Het is een politieke keuze geweest om direct, zonder voorafgaande waarschuwing, een boete op te leggen. Ook is de boete voor eiseres als particuliere verhuurder een stuk lager dan voor verhuur met een bedrijfsmatig karakter. Toch is eiseres als eigenaar en hoofdbewoner ervoor verantwoordelijk zichzelf op de hoogte te houden van geldende wet- en regelgeving. Het verhuren van een woning heeft een financieel karakter en brengt bijkomende verantwoordelijkheden met zich mee. Eiseres moet zich hierover goed informeren voordat zij besluit de woning te verhuren. Daarbij is de boete voor een administratieve overtreding verlaagd. Gelet op de door het college geschetste omstandigheden en de met handhaving gediende belangen, is de rechtbank van oordeel dat de directe oplegging van een bestuurlijke boete een passend handhavingsinstrument is, ook in het geval van eiseres. Het feit dat eiseres toen zij de boete heeft gekregen, direct een vergunning heeft aangevraagd, doet hier volgens de rechtbank niet aan af. De rechtbank vindt het dan ook niet onredelijk dat het college bij dergelijke overtredingen niet kiest voor het geven van een waarschuwing, voorafgaand aan de bestuurlijke boeteoplegging.
Had het college de bestuurlijke boete nog verder moeten matigen?
7.1.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verder matigen van de boete het volgende.
7.2.
De hoogte van de bestuurlijke boete is bepaald bij wettelijk voorschrift. De hoogte van de boete dient daarom te worden getoetst aan artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit artikel is bepaald dat het bestuursorgaan, indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, niettemin een lagere bestuurlijke boete oplegt, als de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden, die aanleiding geven om een boete te matigen. [6] Echter is de lat voor verminderde verwijtbaarheid erg hoog. De rechtbank voelt mee met de zware tijd die eiseres achter de rug heeft gehad. Maar de enkele niet onderbouwde stelling dat eiseres in zware omstandigheden verkeerde is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
Evenmin volgt de rechtbank eiseres in haar stelling dat de boete nog meer moet worden gematigd vanwege de geringe ernst van de overtreding. Gelet op het gemeenschappelijk belang om de leefbaarheid van de stad te beschermen tegen overlast door toeristische verhuur, acht de rechtbank de hoogte van de opgelegde boete passend en geboden. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar wat hiervoor is overwogen over het matigingsbeleid en het toepassen van dit beleid in het geval van eiseres.
De rechtbank volgt daarom het standpunt van het college , die geen aanleiding ziet om de boete van eiseres nog verder te matigen.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank is van mening dat het college de belangen van eiseres voldoende heeft meegewogen en dat het opleggen van de boete niet tot een onredelijke of disproportionele uitkomst leidt.
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
18 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Versie geldig van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021.
2.Versie 1 januari 2021 tot en met 27 september 2021.
3.Versie geldig van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021.
4.De Beleidsregel matiging bestuurlijke boete Huisvestingsverordening en Leegstandverordening (het matigingsbeleid) is gepubliceerd op 10 januari 2023 en op 11 januari 2023 in werking getreden.
5.Rechtbank Amsterdam, 20 september 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6480.
6.Zie uitspraak van de Afdeling van 2 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2096.