ECLI:NL:RBAMS:2024:5798

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
9686839 EL 22-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in effectenleasezaak met betrekking tot erfopvolging en voeging van partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een effectenleasezaak waarin [eiser 1] optreedt voor zichzelf en als erfgenaam van [overledene]. De zaak is gestart met een tussenvonnis op 16 juni 2022, waarin [eiser 1] de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren van zijn bevoegdheid om op te treden als erfgenaam. Op 5 september 2024 heeft de kantonrechter vonnis gewezen. De procedure omvatte verschillende akten en conclusies, waaronder een akte van [eiser 1] waarin hij een verklaring van erfrecht overlegt. De vader van [eiser 1] is als enige rechthebbende aangemerkt, en [eiser 1] verzoekt om voeging van zijn broer, [eiser 2]. Dexia, de gedaagde partij, heeft de stellingen van [eiser 1] niet betwist. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende belang is voor de voeging van [eiser 2] en dat er geen strijd is met de goede procesorde. In de hoofdzaak wordt geoordeeld dat [eiser 1] c.s. geen belang meer heeft bij de doorhaling van de registratie van contractant bij het BKR, en dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen. Dexia wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten en een schadevergoeding aan [eiser 1] c.s. van € 8.341,96, met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer 9686839 EL 22-10
vonnis van de kantonrechter van 5 september 2024
in de zaak tussen
[eiser 1] ,die te deze
optreedt voor zichzelf als ook in hoedanigheid van nabestaande en erfgenaam van [overledene] , tijdens leven wonende te wonende te [woonplaats 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
en
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eiser in het incident tot voeging
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in de hoofdzaak en verwerende partij in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser 1] , [eiser 2] en Dexia genoemd.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
  • Het tussenvonnis van 16 juni 2022;
  • de akte uitlaten bewijs van [eiser 1] van 8 september 2022;
  • de akte uitlaten producties van Dexia van 3 november 2022;
  • de rolbeslissing van 13 juli 2023;
  • de akte na tussenvonnis en incidentele conclusie tot voeging van [eiser 1] van 18 juli 2024;
  • de antwoordakte tevens houdende conclusie van antwoord inzake het incident tot voeging van Dexia van 15 augustus 2024.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De beoordeling van het incident tot voeging

2.1.
Bij tussenvonnis in de hoofdzaak van 16 juni 2022 is [eiser 1] in de gelegenheid gesteld om bij akte nader bewijs in het geding te brengen dat hij - als erfgenaam van [overledene] - bevoegd is in deze procedure op te treden. Bij akte van 8 september 2022 heeft [eiser 1] een verklaring van erfrecht overgelegd.
2.2.
Gelet op de inhoud van de verklaring van erfrecht blijkt dat de heer [de vader] (de vader van [eiser 1] , verder [de vader] ) met uitsluiting van een ieder, gerechtigd is tot alle goederen die behoren tot de (door het overlijden van [overledene] ) ontbonden huwelijksgemeenschap en de daarin begrepen nalatenschap en hij als enig rechthebbende bevoegd om deze goederen te beheren en daarover te beschikken.
2.3.
Uit het bij de akte na tussenvonnis en incidentele conclusie tot voeging van 18 juli 2024 overgelegde uittreksel uit een overlijdensakte blijkt dat [de vader] op [overlijdensdatum] 2022 is overleden. [eiser 1] stelt zich op het standpunt dat de enige erfgenamen van [overledene] die ten behoeve van de gemeenschap der nalatenschap van [overledene] nu nog kunnen procederen de zonen (en afstammelingen) van [overledene] zijn. [eiser 1] verzoekt voeging van [eiser 2] (de broer van [eiser 1] , verder: [eiser 2] ). Dexia heeft hetgeen [eiser 1] bij akte van 18 juli 2024 heeft gesteld omtrent de erfopvolging verder niet betwist.
2.4.
Ingevolge artikel 217 Rv kan eenieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt (HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692, NJ 2008/168; HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241, NJ 2014/58). Nu onweersproken is gesteld dat [eiser 2] (de enige) mede-erfgenaam is die ten behoeve van de gemeenschap der nalatenschap van [overledene] nu nog kan procederen en een eventuele niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] nadelig (vertraging vaststelling vordering) kan zijn voor [eiser 2] , is het in artikel 217 Rv vereiste belang gegeven. Er is verder geen strijd met de eisen van een goede procesorde of misbruik van procesrecht, zodat de vordering tot voeging zal worden toegestaan.
2.5.
De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd.

3.De verdere beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 16 juni 2022. De kantonrechter blijft bij hetgeen daarin is overwogen en beslist, met inachtneming van het volgende.
3.2.
Nu contractant ( [de vader] ) is overleden heeft [eiser 1] c.s. geen belang meer bij de gevorderde doorhaling van de registratie van contractant bij het BKR. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
3.3.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
3.4.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser 1] c.s. gevallen. De proceskosten van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 888,03.
3.5.
De kantonrechter zal vonnis wijzen zoals hierna is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter
In het incident
4.1.
wijst de vordering tot voeging van [eiser 2] toe,
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
In de hoofdzaak
4.3.
verklaart voor recht dat de overeenkomst met nummer [nummer overeenkomst] is vernietigd,
4.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiser 1] c.s. ter zake de overeenkomst met nummer [nummer overeenkomst] te betalen een bedrag van € 8.341,96,
4.5.
veroordeelt Dexia om aan [eiser 1] c.s. te betalen de wettelijke rente die Dexia verschuldigd is ter zake de hiervoor genoemde overeenkomst op grond van hetgeen in het tussenvonnis van 16 juni 2022 is overwogen in rov. 6.23.,
4.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 888,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
4.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
coll: