ECLI:NL:RBAMS:2024:5762

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
13-032004-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Portugal. De zaak is behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind aanwezig was. De opgeëiste persoon, geboren in Portugal in 1978, was bijgestaan door zijn raadsman mr. A.S. Sewgobind en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en gevangenhouding bevolen, maar deze schorsing tot aan de uitspraak werd gelast.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die leidde tot het EAB, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing is. De opgeëiste persoon had een vrijheidsstraf van 19 maanden opgelegd gekregen, waarvan nog 10 maanden en 13 dagen resteerden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, oplichting en vervalsing van documenten, onder de lijstfeiten van de OLW vallen.

Een belangrijke overweging in deze zaak was de garantie van de Portugese autoriteiten dat de opgeëiste persoon niet in bepaalde detentie-instellingen zou worden geplaatst, waar eerder zorgen over onmenselijke behandeling waren geuit. De rechtbank heeft deze garantie als voldoende geacht om het risico op onmenselijke behandeling weg te nemen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-032004-24
Datum uitspraak: 12 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 3 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 december 2023 door
the Enforcement of Sentences Court of Porto, Portugal (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.S. Sewgobind, advocaat te Eindhoven en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, onder gelijktijdige schorsing daarvan tot aan de uitspraak van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt – in samenhang gelezen met de aanvullende informatie van 12 juli 2024 – een
enforceable judgmentvan
the Judicial Court of the District of Portovan 12 oktober 2020 (kenmerk: 2434/17.2T9LRS), definitief op 11 november 2020 (dossier 273/19.5TXPRT-F).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 19 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB en de aanvullende informatie van 10 juli 2024 nog 10 maanden en 13 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde beslissing.
Deze beslissing betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die tot het vonnis heeft geleid dat aan het EAB ten grondslag ligt. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is hierom niet van toepassing op deze procedure.
De opgeëiste persoon heeft ruim acht maanden van de aan hem opgelegde gevangenisstraf uitgezeten, waarna hij voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 12 juli 2024 blijkt dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling vervolgens is herroepen omdat de opgeëiste persoon zijn bijzondere voorwaarden heeft overtreden door zich aan zijn huisarrest te onttrekken.
De beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de gevangenisstraf is opgelegd.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 20 en 23, te weten:
oplichting
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Portugal een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft aangegeven dat het deel van het feitencomplex dat ziet op de schending van vertrouwen niet valt onder de in 4.1 genoemde lijstfeiten. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het deel van het feitencomplex dat ziet op de schending van vertrouwen levert naar Nederlands recht op:
oplichting

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 6 april 2021 [5] heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar aangenomen dat personen die in Portugal in de detentie-instellingen van Lissabon, Caxias en Setúbal zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In het CPT-rapport gepubliceerd in 2023 – waarbij Caxias en Setúbal anders dan Lissabon niet zijn bezocht – is het aangenomen algemeen reëel gevaar niet ontkracht. De rechtbank gaat dan ook nog steeds uit van een algemeen reëel gevaar in de zin van artikel 4 Handvest voor deze drie detentie-instellingen.
Bij brief van 30 juli 2024 heeft
the Subdirector-Generalbij de
Direção-Geral de Reinserção e Serviços Prisionaisde volgende garantie gegeven:
“In my capacity as Subdirector-General for Reintegration and Prison Services, in the use of delegated competence, of the Portuguese Ministry of Justice, following a request made by a Dutch Court, I declare [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1978 (…) after his surrender to the Portuguese judicial authorities, within the scope of the European arrest warrant issued against him, will not be placed in the Prison Establishments of Caxias, Lisbon or Setúbal.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de hiervoor vermelde garantie. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat door de hiervoor vermelde garantie het algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon wordt weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 326 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Enforcement of Sentences Court of Porto, Portugal voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 22 december 2017, zaak C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026.
5.Rechtbank Amsterdam 6 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1627.