ECLI:NL:RBAMS:2024:5712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
13/168626-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bereiden en aanwezig hebben van MDMA en cocaïne, met gevangenisstraf en verwerping van onrechtmatigheidsverweer

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van het bereiden, bewerken en verwerken van MDMA, het aanwezig hebben van MDMA en cocaïne, en het plegen van voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De zaak kwam ter terechtzitting op 29 augustus 2024, waar de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, de vordering indiende. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten grotendeels bewezen konden worden, met uitzondering van enkele onderdelen die betrekking hadden op medeplegen en de kelderbox. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, en oordeelde dat de binnentreding in de woning rechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van MDMA, en het aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/168626-24
Datum uitspraak: 12 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in: [verblijfplaats] ,
hierna ‘verdachte’.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 29 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.T. Pittau, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
in de periode van 21 november 2023 tot en met 22 mei 2024 in Diemen (medeplegen van het) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA en/of cocaïne en/of 4-CMC en/of metamfetamine en/of amfetamine;
Feit 2:
op 22 mei 2024 in [plaats ] (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en/of cocaïne en/of 4-CMC en/of metamfetamine en/of amfetamine in de woning aan de [adres] en de bijbehorende kelderbox met nummer [nummer] ;
Feit 3:
op 22 mei 2024 in Diemen (mede)plegen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk invoeren, bewerken, verkopen en vervoeren van MDMA en/of cocaïne en/of 4-CMC en/of metamfetamine en/of amfetamine, onder meer door een hydraulische pers en een mal voorhanden te hebben.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten grotendeels kunnen worden bewezen. Daarbij geldt dat onder feit 1, 2 en 3 dezelfde verdovende middelen ten laste zijn gelegd. Nu op basis van forensisch onderzoek aan de in de woning aangetroffen stoffen is vast komen te staan dat het om MDMA en cocaïne gaat, moet verdachte steeds van de overige ten laste gelegde verdovende middelen worden vrijgesproken. Ook van het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde medeplegen is geen sprake. Al met al komt de officier van justitie ten aanzien van feit 1 tot een bewezenverklaring van het door verdachte bereiden, bewerken en verwerken van MDMA en cocaïne. Feit 2 leidt tot een bewezenverklaring voor het samen met anderen in de woning voorhanden hebben van MDMA en cocaïne. Vanwege gebrek aan wetenschap bij verdachte over de in de kelderbox aangetroffen verdovende middelen, kan verdachte op dat punt worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het opzettelijk bereiden en bewerken van MDMA en cocaïne.
Ten slotte heeft de officier van justitie – in verband met het door de raadsman gevoerde beroep op een vormverzuim – zich op het standpunt gesteld dat de binnentreding en de daaropvolgende doorzoeking in de woning rechtmatig waren, nu de daaraan ten grondslag liggende informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) voldoende concreet en specifiek was. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat wel sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dan kan worden volstaan met de enkele constatering hiervan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de binnentreding in de woning onrechtmatig is geweest, nu deze enkel was gebaseerd op de TCI-informatie. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Om die reden moet al hetgeen dat in de woning is aangetroffen worden uitgesloten van het bewijs. Vanwege gebrek aan ander bewijs, zou dat leiden tot vrijspraak.
Ten aanzien van de in de kelderbox aangetroffen stoffen geldt bovendien dat verdachte niet wist van het bestaan van de kelderbox, laat staan van de daarin aangetroffen goederen. Vast staat ook dat hij niet beschikte over een sleutel van de box. Verdachte had dan ook geen wetenschap
vanen geen beschikkingsmacht
overde in de kelderbox aangetroffen goederen.
Ten slotte stelt de raadsman zich op het standpunt dat voor de onder feit 1 ten laste gelegde periode van een half jaar onvoldoende bewijs bestaat.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De rechtmatigheid van de binnentreding in de woning
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het binnentreden in de woning van medeverdachte [medeverdachte] rechtmatig is geweest.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat van rechtmatig binnentreden op basis van artikel 9 Opiumwet sprake is wanneer ‘redelijkerwijs vermoed kan worden dat overtreding van die wet plaats vindt’. Zo’n verdenking kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie zoals TCI-informatie. [1] Of de aangereikte informatie toereikend is om te komen tot een redelijk vermoeden van schuld, hangt af van de omstandigheden van het geval. Alhoewel in veel gevallen bij een anonieme melding door de politie nader onderzoek wordt verricht ter verificatie en de resultaten daarvan de verdenking kunnen ondersteunen, zijn die nadere onderzoeksbevindingen niet altijd vereist.
Uit het procesdossier blijkt dat op 8 mei 2024 bij het TCI een tip is binnengekomen met daarin de informatie ‘dat in de woning aan de [adres] cocaïne wordt verwerkt’. Het TCI heeft deze informatie vervolgens aangemerkt als betrouwbaar. De politie heeft vervolgens een BRP-onderzoek en een observatie van de woning gedaan. Alhoewel uit dit nadere verificatieonderzoek weinig belastends naar voren is gekomen, is de combinatie van de (voldoende concrete en specifieke) informatie en de omstandigheid dat deze door het TCI als betrouwbaar is aangemerkt, naar het oordeel van de rechtbank in dit geval voldoende om te komen tot het vereiste van ‘een redelijk vermoeden van schuld’. Daarmee is op dat punt voldaan aan het wettelijk vereiste en sprake van een rechtmatige betreding van de woning. Het beroep op een vormverzuim verwerpt de rechtbank. De nadien verkregen onderzoeksbevindingen kunnen worden gebruikt in de strafzaak tegen verdachte.
3.3.2
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1 op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen. Verdachte is op 22 mei 2024, ten tijde van het binnentreden in de woning, door de politie aangetroffen terwijl hij vanuit een slaapkamer aan de achterzijde van de woning (ruimte 3) het balkon van de woning opstapte en daarna meerdere witte blokken over de balustrade naar beneden gooide. In ieder geval twee van die blokken bleken na onderzoek een combinatie van MDMA en ketamine te bevatten. Bij de doorzoeking van de woning zijn verder op verschillende plekken resten van verdovende middelen aangetroffen en andere goederen die hiermee verband houden. Zo zijn in de hal van de woning een hydraulische pers, met daarop een hoeveelheid MDMA/ketamine en een drugsmal aangetroffen. Daarnaast zijn bij de hydraulische pers en in de slaapkamer van verdachte folies aangetroffen die worden gebruikt voor het persen van blokken verdovende middelen. Ook zijn er in de slaapkamer van verdachte een hoeveelheid cocaïne en een stempel met daarop het logo ‘Prada’ aangetroffen. Eén van de blokken die door verdachte vanaf het balkon naar beneden werd gegooid, bevatte een Prada-afdruk. Op de telefoon (een witte iPhone 12 van het merk Apple) die in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen zijn onder andere foto’s en een video aangetroffen. Op een foto genomen op 21 november 2023, herkent een verbalisant de opvallende donkerkleurige crocs met zogenaamde ‘pins’ die verdachte ook aanhad tijdens zijn aanhouding. Daarnaast is op dezelfde foto een emmer te zien met een filter met daarin een witte substantie. De keuken op de foto wordt door de verbalisant herkend als de keuken (de rechtbank begrijpt: de vloertegels op de foto worden herkend als de vloertegels van de keuken) van de woning waar zes maanden later tijdens een doorzoeking verdovende middelen zijn aangetroffen. Dat correspondeert ook met de metadata van die foto. Ten slotte wordt op de telefoon van verdachte een video aangetroffen van 23 april 2024 waarop een hand en een stukje van een onderarm te zien zijn met een tatoeage (rood gekleurde vlammen). Verdachte is door de politie op basis van die tatoeage herkend als de persoon die een zak met substantie aan het uitknijpen is. Verdachte heeft geen uitleg willen geven over de in zijn slaapkamer aangetroffen verdovende middelen, de stempel noch over de voornoemde foto’s en video. Gelet op het vorenstaande en in onderlinge samenhang en verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat verdachte zich in de periode van 21 november 2023 tot en met 22 mei 2024 in Diemen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van MDMA.
3.3.3
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen. Voor een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde, het aanwezig hebben van een hoeveelheid verdovende middelen, is nodig dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning en dat hij hierover ook beschikkingsmacht had. Zoals hiervoor ook in 3.3.1 is beschreven volgt uit de bewijsmiddelen dat op de slaapkamer van verdachte een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en verdachte tijdens zijn vlucht uit de woning meerdere blokken met daarin een hoeveelheid MDMA van het balkon heeft gegooid. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in de woning en dat hij hierover ook kon beschikken.
3.3.4
Bewezenverklaring feit 3
Gelet op de in de woning en de slaapkamer van verdachte aangetroffen hydraulische pers, drugsmal, folies, Prada-stempel en de aangetroffen stoffen cocaïne en MDMA, zoals hiervoor onder 3.3.1 en 3.3.2 is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat ook kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken en/of het opzettelijk vervaardigen van MDMA op 22 mei 2024.
3.3.5
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de overige, onder feit 1, feit 2 en feit 3, ten laste gelegde verdovende middelen.
Daarnaast is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de onderdelen in het onder feit 1, 2 en feit 3 ten laste gelegde die betrekking hebben op de bij de woning behorende kelderbox, niet kunnen worden bewezen. Niet is komen vast te staan dat verdachte enige wetenschap of beschikkingsmacht had over de in de kelderbox aangetroffen goederen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen bij de ten laste gelegde feiten. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 21 november 2023 tot en met 22 mei 2024 te Diemen , opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA;
Feit 2
op 22 mei 2024 te [plaats ] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ( [adres] )
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en cocaïne;
Feit 3
op 22 mei 2024 te Diemen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen
van een hoeveelheid MDMA
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
  • een hydraulische pers en folies voorhanden te hebben, en
  • een mal en stempel (met het logo Prada) voorhanden te hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook voor alle bewezenverklaarde feiten strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft zich voor de hoogte van de strafeis aangesloten bij de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor een ‘first offender’. De officier van justitie heeft als strafverzwarende omstandigheid aangevoerd dat het dossier duidelijke aanwijzingen bevat dat hier sprake was van georganiseerde criminaliteit.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair – gelet op de bepleite vrijspraak – op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen straf moet worden opgelegd. In geval van een bewezenverklaring heeft de raadsman subsidiair bepleit dat bij de strafmaat rekening wordt gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij moet aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Strafrecht (LOVS) en zijn een aantal factoren van belang. Verdachte is om te beginnen een ‘first offender’. Verder moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat uit het dossier niet is gebleken wat het nettogewicht van de aangetroffen verdovende middelen is. De raadsman vindt dat om die reden maximaal uit kan worden gegaan van het gewicht van de onderzochte blokken waarin MDMA/ketamine is aangetroffen. Het gaat dan om twee kilo. De oriëntatiepunten hanteren voor overtreding van artikel 2 onder B van de Opiumwet en bij een dergelijke hoeveelheid een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Subsidiair verzoekt de raadsman om – wanneer de rechtbank uitgaat van een hoger brutogewicht – aan verdachte voor alle feiten tezamen een gevangenisstraf tussen de 12 en maximaal 22 maanden op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Allereerst heeft hij zich gedurende een periode van zes maanden schuldig gemaakt aan het bereiden, bewerken en verwerken van MDMA. Daarnaast heeft hij MDMA en cocaïne voorhanden gehad. Ten slotte heeft hij allerlei voorwerpen, die bestemd waren ter voorbereiding van het bewerken verkopen en vervoeren van MDMA voorhanden gehad. Harddrugs, zoals MDMA en cocaïne, zijn bijzonder schadelijk voor de volksgezondheid en de handel hierin gaat niet zelden gepaard met ernstige vormen van criminaliteit. Die criminaliteit zorgt voor grote overlast en ontwrichting in de samenleving. Ter terechtzitting heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 1 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte, die overigens naar eigen zeggen pas sinds de zomer van 2023 in Nederland verblijft, in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De straf
De rechtbank vindt voor de bovengenoemde feiten alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank gaat, op basis van het dossier, uit van een brutogewicht van ongeveer vier kilogram harddrugs op basis van vier aangetroffen blokken. Dat van die vier blokken er slechts twee zijn onderzocht, maakt dat, anders dan de raadsman heeft bepleit, niet anders. De verbalisanten hebben vastgesteld dat verdachte vier blokken van het balkon naar beneden heeft gegooid. Daarvan zijn er twee in het water terechtgekomen en twee in het gras. Van beide locaties is steeds één blok door de forensische opsporing positief getest op MDMA. De rechtbank vindt dit onderzoek voldoende representatief om uit te gaan van ongeveer vier kilo harddrugs in totaal. Bij het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid tussen de vier en vijf kilogram harddrugs is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden. Dat ook sprake is van het bereiden, bewerken en verwerken van MDMA en verdachte hiertoe ook voorbereidingshandelingen heeft gepleegd, neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

8.Beslag

Onder verdachte zijn in het onderzoek naar het ten laste gelegde voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst, opgenomen in
bijlage IIIdie aan dit vonnis is gehecht.
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn nog niet aan hem teruggegeven.
8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer, de witte telefoon van het merk Apple, het geldbedrag en de stempel verbeurd te verklaren en de zwarte Samsung telefoon en de zwarte telefoon van het merk Apple terug te geven aan verdachte.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoons en het geldbedrag aan verdachte moeten worden teruggegeven.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen witte telefoon van het merk Apple behoort aan verdachte toe. Nu het onder feit 1 ten laste gelegde met behulp van deze telefoon is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de in beslag genomen verdovende middelen en de stempel (mal) van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 4.000,00, de in beslag genomen zwarte Samsung telefoon en de zwarte telefoon van het merk Apple.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 56 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert de voortgezette handeling op van:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte] , van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504488, zwart, merk: Samsung);
2. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504487, zwart, merk: Apple);
12. 4000 EUR – IBG 22-05-2024 (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504519);
13. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504497, zwart, merk: Apple).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
4. 3750 ML Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504568, GHB);
5. 77 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504572, Bruin);
6. 732 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504936, MDMA);
7. 393 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504938, Clefedron);
8. 59 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504941);
9. 59,3 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504532);
10. 1 STK Stempel (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504948);
11. 179 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504938, MDMA);
14. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504838, MDMA);
15. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6534048, Roze, merk: ketamine).
Verklaart verbeurd:
3. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024117795-G6504502, wit, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Pont, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2024.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3201.