ECLI:NL:RBAMS:2024:568

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
13/227130-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering van een opgeëiste persoon naar het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot detentieomstandigheden en recht op een eerlijk proces

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon naar het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks zorgen over de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk. De zaak betreft een vordering ex artikel 3 van de Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft in eerdere zittingen, waaronder op 2 november 2023 en 10 januari 2024, de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden onderzocht. De rechtbank heeft vragen gesteld aan de Britse autoriteiten over de detentieomstandigheden en garanties ontvangen dat de opgeëiste persoon niet zal worden overgeplaatst naar problematische gevangenissen zoals HMP Wandsworth.

De verdediging heeft aangevoerd dat de zaak is gebaseerd op EncroChat-data en dat dit in het Verenigd Koninkrijk kan leiden tot een schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor een oneerlijk proces in het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Aanhoudingsbevel voldoet aan de eisen van de wet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en de rechtbank heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/227130-23
Datum uitspraak: 24 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 8 september 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 7 september 2023 door
the District Judge (Magistrates' Court) sitting at Westminster Magistrates' Court(Verenigd Koninkrijk), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 2 november 2023
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 november 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 van de OLW zou
moeten doen met dertig dagen verlengd.
Tussenuitspraak 16 november 2023
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 16 november 2023 het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen in verband met de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd.
Zitting 29 november 2023
De behandeling van de vordering op zitting is door de rechtbank in gewijzigde samenstelling
met instemming van de officier van justitie en de raadsman hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het tijdstip van de schorsing op de zitting van 16 november 2023.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht op zitting te worden gehoord. Hij is vertegenwoordigd door zijn raadsman.
De rechtbank heeft het onderzoek wederom voor onbepaalde tijd geschorst om nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteiten in verband met de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 van de OLW
uitspraak zou moeten doen op basis van het zesde lid van deze bepaling, met zestig dagen verlengd.
Zitting 10 januari 2024
De behandeling van de vordering op zitting is door de rechtbank in gewijzigde samenstelling
met instemming van de officier van justitie en de waarnemend raadsvrouw, mr. R.L. Vermeulen, advocaat te Utrecht, hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het tijdstip van de schorsing op de zitting van 29 november 2023.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door de waarnemend raadsvrouw en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Beslissingen in de tussenuitspraak

Wat de rechtbank in de rubrieken 3, 4 en 5 van de tussenuitspraak van 16 november 2023 heeft overwogen over respectievelijk:
  • de grondslag en inhoud van het EAB;
  • de strafbaarheid van de feiten;
  • de levenslange gevangenisstraf (artikel 604, aanhef en onder a, HSO)
wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. [1]

4.Detentieomstandigheden (artikel 604, aanhef en onder c, HSO)

Inleiding
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft [persoon] (
Director General of Operations, His Majesty’s Prison and Probation Service) verklaard dat de opgeëiste persoon na overlevering aan het Verenigd Koninkrijk waarschijnlijk zal worden gedetineerd in
HMP Wandsworth.
In de tussenuitspraak van 16 november 2023 heeft de rechtbank overwogen dat sprake is
van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in
HMP Wandsworth, Gelet op dit gevaar heeft de rechtbank nader onderzoek laten doen naar de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk na overlevering.
Bij brief 27 november 2023 heeft de hiervoor genoemde [persoon] verklaard dat de opgeëiste persoon niet zal worden geplaatst in
HMP Wandsworth, maar dat hij zal worden geplaatst in een andere gevangenis in Londen, te weten
HMP Belmarsh.
De rechtbank heeft op de zitting van 29 november 2023 beslist nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteiten over de individuele detentiegarantie. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht de Britse autoriteiten de volgende vraag voor te leggen:
“De rechtbank stelde vragen omtrent de omstandigheden in BMP Wandsworth en de zorgen daarover. Het antwoord daarop van 27 november 2023 luidt dat besloten is dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in BMP Belmarsh. Mag de rechtbank dat besluit in de context van de vraagstelling over BMP Wandsworth zo begrijpen dat u garandeert dat thans geen concreet voornemen bestaat noch dat thans waarschijnlijk is dat betrokkene na plaatsing in BMP Belmarsh later zal worden (over)geplaatst naar BMP Wandsworth of BMP Winchester of BMP Bedford?”
Namens de officier van justitie is deze vraag voorgelegd aan de Britse autoriteiten, waarop de hiervoor genoemde [persoon] bij brief van 20 december 2023 heeft verklaard:
“I can guarantee that there is no intention, nor is it likely, that Mr [opgeëiste persoon] would be transferred to HMP Wandsworth, HMP Winchester or HMP Bedford during the length of any potential sentence he may receive.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de wisselende verklaringen van de Britse autoriteiten onvoldoende is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet zal worden overgeplaatst naar HMP Wandsworth, HMP Winchester of HMP Bedford. Verder heeft zij onder verwijzing naar een IMB-rapport van 2023 aangevoerd dat de omstandigheden in HMP Belmarsh verbeterd zijn, maar nog wel zorgelijk zijn.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat er gelet op de brief van 27 november 2023 op moet worden vertrouwd dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in HMP Belmarsh en dat ten aanzien van deze detentie-instelling geen sprake is van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden. Verder moet er gelet op de brief van
20 december 2023 op worden vertrouwd dat de opgeëiste persoon niet zal worden overgeplaatst naar HMP Wandsworth, HMP Winchester of HMP Bedford.
Oordeel van de rechtbank
Bij brief van 27 november 2023 heeft de Britse autoriteit verklaard dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in HMP Belmarsh. Gesteld noch gebleken is dat ten aanzien van deze detentie-instelling sprake is van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden. De detentieomstandigheden in HMP Belmarsh zijn dus geen beletsel voor het toestaan van de verzochte overlevering van de opgeëiste persoon.
Bij brief van 20 december 2023 heeft de Britse autoriteit verder de garantie verstrekt dat er geen intentie is de opgeëiste persoon over te plaatsen naar HMP Wandsworth, HMP Winchester of HMP Bedford en dat het evenmin waarschijnlijk is dat hij tijdens het ondergaan van een eventuele gevangenisstraf zal worden overgeplaatst naar deze instellingen. In beginsel moet de rechtbank erop vertrouwen dat deze garantie wordt nageleefd. De rechtbank ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geen aanleiding dit uitgangspunt te verlaten. De Britse autoriteit heeft inderdaad wisselend verklaard over de detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst. Dat is echter in reactie op de door de rechtbank geuite zorgen, die kennelijk serieus zijn genomen en hebben geleid tot de bij de brieven van 27 november 2023 en
20 december 2023 verstrekte garanties. Gelet op het voorgaande is het reële gevaar dat is aangenomen ten aanzien van de instellingen HMP Wandsworth, HMP Winchester en
HMP Bedford voor de opgeëiste persoon uitgesloten.

5.Recht op een eerlijk proces (Encrochat-data)

Verweer van de raadsman/raadsvrouw
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft op de zitting van 2 november 2023 nog het volgende verweer gevoerd, dat door de waarnemend raadsvrouw op de zitting van 10 januari 2024 is gehandhaafd.
De zaak tegen de opgeëiste persoon is gegrond op EncroChat-data. Het recht op
disclosure
wordt in het Verenigd Koninkrijk niet toegestaan bij EncroChat-data. Dit zal in het Verenigd
Koninkrijk een flagrante schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (eerlijk proces) opleveren. Er dient nader onderzoek te worden gedaan over hoe hier in het Verenigd Koninkrijk mee om wordt gegaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot verwerping van het verweer geconcludeerd omdat de dreigende schending van het recht op een eerlijk proces onvoldoende is onderbouwd en daarom het stellen van vragen aan het Verenigd Koninkrijk niet aan de orde is.
Oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens verstrekt op grond waarvan kan worden geoordeeld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die (mede) worden vervolgd naar aanleiding van EncroChat-data in het Verenigd Koninkrijk een reëel risico lopen op een oneerlijk proces. Voor nader onderzoek, zoals gewenst door de verdediging, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, alsmede een garantie is verstrekt op grond van artikel 604, aanhef en onder c, HSO, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 420bis Wetboek van Strafrecht, 2, 3, 10 en 11 Opiumwet en de artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet en 604 en 606 HSO.

8.. Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Judge (Magistrates' Court) sitting at Westminster Magistrates' Court(Verenigd Koninkrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het AB .
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J. Thomas en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2024.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Een kopie van de tussenuitspraak is aangehecht.