ECLI:NL:RBAMS:2024:5635

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
13/325551-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben, handelen en uitvoeren van diverse soorten drugs en medicijnen

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben, handelen in en uitvoeren van diverse soorten drugs en medicijnen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de zitting op 27 augustus 2024, waar de officier van justitie, mr. R. Willemsen, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de opzettelijke uitvoer van cocaïne en amfetamine, het opzettelijk aanwezig hebben van middelen als bedoeld in de Opiumwet, en het zonder vergunning in voorraad hebben van geneesmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele middelen waarvoor hij werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, die niet leek in te zien hoe ernstig zijn handelen was. Alle in beslag genomen middelen werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/325551-22
Datum uitspraak: 10 september 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: opzettelijke uitvoer van 1,11 gram cocaïne en 1,26 gram amfetamine in de periode van 14 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2022 in Nederland;
feit 2: opzettelijk aanwezig hebben van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II op 17 januari 2023 in Nederland;
feit 3: opzettelijk verwerken, verkopen en/of vervoeren, dan wel opzettelijk aanwezig hebben, van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II in de periode van 25 maart 2020 tot en met 16 januari 2023 in Nederland;
feit 4: opzettelijk zonder vergunning in voorraad hebben van geneesmiddelen op 17 januari 2024 in Nederland.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, met dien verstande dat zij partiële vrijspraak vordert voor een aantal middelen zoals aan verdachte onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van de onder feit 3, gedachtestreepje 1 tot en met 5 genoemde middelen moet worden vrijgesproken. Voor deze middelen geldt dat zij niet getest zijn, waardoor niet vaststaat dat het daadwerkelijk om de middelen als ten laste gelegd gaat. De raadsman heeft zich verder aangesloten bij de door de officier gevorderde (partiële) vrijspraak.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zoals dat onder rubriek 4 hierna is weergegeven.
Partiële vrijspraak van een aantal middelen onder 2 en 4 tenlastegelegd
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben dan wel in voorraad hebben van de middelen zoals ten laste gelegd onder 2, gedachtestreepje 6 en 8 tot en met 16 en onder 4, na gedachtestreepje 3, 9 tot en met 12, 15 tot en met 32 en 35. Voor deze middelen geldt dat een definitieve test of een beoordeling door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) ontbreekt. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat het daadwerkelijk om de ten laste gelegde middelen gaat. Verdachte wordt van het aanwezig hebben van deze goederen vrijgesproken.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van 91 tabletten alprazolam (feit 2, gedachtestreepje 7) geldt dat uit het proces-verbaal van doorzoeking van de woning in [plaats] volgt dat er 90 tabletten gevonden zijn. De rechtbank zal daarom dat laatste aantal bewezen verklaren.
Ten aanzien van de 110 tabletten Oxycodon HCI Lannacher 5 mg (feit 4, gedachtestreepje 14) geldt dat er slechts 50 tabletten door de IGJ zijn beoordeeld. Daarom wordt verdachte van het in voorraad hebben van de overige ten laste gelegde 60 tabletten Oxycodon HCI Lannacher 5 mg vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat niet kan worden bewezen dat verdachte de in dat feit onder de eerste 5 gedachtestreepjes genoemde middelen heeft verkocht, of voorhanden heeft gehad, omdat de goederen niet zijn getest. Ten aanzien van de cocaïne en de amfetamine geldt dat deze wel getest zijn. Verder volgt uit de chats van verdachte zelf om welke middelen het gaat, zegt hij dat hij ze heeft en worden er van een aantal middelen foto’s gedeeld. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat die middelen nep zouden zijn geweest. Uit de chats volgt verder dat verdachte ten aanzien van de middelen 2C-B en MDMA een deal sluit met een ander, op grond waarvan de verkoop van die middelen is bewezen. Ten aanzien van de andere middelen vindt de rechtbank verkoop niet bewezen. De chats zijn daarvoor onvoldoende duidelijk.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 14 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2022 in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland naar Engeland heeft gebracht 1,11 gram cocaïne en 1,26 gram amfetamine, zijnde telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 17 januari 2023 in Nederland, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad
 299 299 tabletten MDMA en 11,95 gram MDMA en
 299 31 tabletten 2C-B en
 299 0,59 gram alfa-PiHP en
 299 85 tabletten Ritalin met methylfenidaat en 30 capsules methylfenidaat en
 299 50 tabletten Oxycodon,
zijnde telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
90 tabletten alprazolam,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
in de periode van 25 maart 2020 tot en met 16 januari 2023 in Nederland
opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van het materiaal bevattende:
 2 2C-B
 2 MDMA
 2 Methylfenidaat (Ritalin)
en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van het materiaal bevattende:
 Cocaïne
 Amfetamine
 Alfa-PiHP
 Oxycontin
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van het materiaal bevattende:
 Alprazolam
 Temazepam
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 17 januari 2023 in Nederland, zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, geneesmiddelen niet voor onderzoek bedoeld, te weten:
43 capsules Ritaline modified release 30 mg (elk bevattende 30 mg van de werkzame stof methylfenidaat hydrochloride) en
30 tabletten Methylfenidaat HCI Mylan retard 36 mg (elk bevattende 36 mg van de werkzame stof methylfenidaat hydrochloride) en
11 tabletten Kamagra-100 (elk bevattende 100 mg van de werkzame stof sildenafil) en
2 tabletten Cobra-120 (elk bevattende 120 mg van de werkzame stof sildenafil) en
90 tabletten Alprazolam EG 2 mg (elk bevattende 2 mg van de werkzame stof alprazolam) en
33 tabletten Oxycontin 40 mg (elk bevattende 40 mg van de werkzame stof oxydodon hydrochloride) en
40 tabletten Oxycontin 80 mg (elk bevattende 80 mg van de werkzame stof oxydodon hydrochloride) en
60 tabletten Oxycodon HCL Aurobindo Retard 20 mg (elk bevattende 20 mg van de werkzame stof oxydodon) en
50 tabletten Oxycodon HCI Lannacher 5 mg (elk bevattende 5 mg van de werkzame stof oxydodon) en
13 tabletten Quetiapine krka 25 mg (elk bevattende 25 mg van de werkzame stof quetiapine) en
9 tabletten Quetiapine retard teva 50 mg krka 25 mg (elk bevattende 50 mg van de werkzame stof quetiapine),
telkens opzettelijk in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

In het vorengaande is tweemaal het aanwezig hebben van alfa-PiHP bewezen verklaard (feit 2, gedachtestreepje 3 en feit 3, gedachtestreepje 3). Het middel alfa-PiHP staat per april 2024 op lijst I bij de Opiumwet vermeld. Dit betekent dat het aanwezig hebben van dit middel op de bewezenverklaarde data, te weten: 17 januari 2023 en in de periode van 25 maart 2020 tot en met 16 januari 2023, niet strafbaar was. Daarmee levert het aanwezig hebben van alfa-PiHP geen strafbaar feit op en dient verdachte ten aanzien hiervan te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Strafoplegging

8.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast moet aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uur moeten worden opgelegd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de eendaadse samenloop tussen feit 2 en 4 en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben dan wel in voorraad hebben van diverse soorten drugs en medicijnen, hij heeft gehandeld in drugs en medicijnen en drugs uitgevoerd naar Engeland. Drugsgebruik vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs schadelijk zijn en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Hetzelfde geldt voor illegaal gebruikte medicijnen. De rechtbank verwijt verdachte dat hij achteloos met deze medicijnen is omgesprongen door behoorlijke aantallen, veelal zonder bijsluiter, op voorraad te hebben en deze zelfs te ruilen en te verkopen zonder zich daarbij bewust te zijn van de mogelijke gevolgen, zoals schadelijke bijwerkingen. Bovendien gaat drugshandel doorgaans gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit. Door het handelen van verdachte heeft hij daar ook aan bijgedragen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechtbanken hebben vastgesteld. Ook heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Wat betreft feit 1 en het aanwezig hebben van cocaïne en amfetamine (feit 3) en wat betreft feit 2 en 4 is (deels) sprake van eendaadse samenloop.
Ondanks de uiteenlopende verzameling aan middelen die bij verdachte is aangetroffen, heeft hij zich niet gedragen als een professionele dealer. Verdachte is op amateuristische wijze te werk gegaan. Ook dat zal de rechtbank meewegen.
De rechtbank vindt het van belang dat aan verdachte een fors voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Enerzijds zodat verdachte aan zijn verslavingsproblematiek wordt geholpen en anderzijds om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. Dit is in dit geval des te meer van belang, omdat verdachte ter zitting geen blijk gaf de ernst van zijn handelen in te zien. Verdachte vond het allemaal wel meevallen. Dat vindt de rechtbank niet en zij maakt zich zorgen over zijn bagatelliserende houding.
Alles afwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis als verdachte die taakstraf niet (naar behoren) vervult. Daarnaast wordt aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opgelegd met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Daarbij onderstreept de rechtbank het belang van de behandeling van verdachte en dat hij die moet voortzetten.

9.Beslag

De rechtbank beslist dat alle middelen op de beslaglijst worden onttrokken aan het verkeer. De beslaglijst is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet,
- 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, en
- artikel 18 van de Geneesmiddelenwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1en
feit 3:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2en
feit 4:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
en
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 18, lid 1 van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd.
Verklaart het onder 2, gedachtestreepje 3 en het onder 3, gedachtestreepje 3, bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaatverdachte ter zake hiervan
van alle rechtsvervolging.
Verklaart voor het overige het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

zich meldt bij de reclassering
Verdachte meldt zich volgens afspraak bij Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig vindt.

zich laat behandelen
Verdachte laat zich behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dit nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uur, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Verklaart
onttrokken aan het verkeeralle middelen op de beslaglijst (
bijlage II).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. J. Thomas en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Olsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 september 2024.