ECLI:NL:RBAMS:2024:5626
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige uitoefening van retentierecht door garagehouder na reparatie van auto
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een garagehouder (eiser) en een bouwondernemer (gedaagde). De eiser, die een eenmanszaak heeft en gespecialiseerd is in autoreparaties, heeft de gedaagde, eveneens een eenmanszaak, een reparatie aangeboden voor een Skoda. Na het uitvoeren van de reparaties heeft de eiser twee facturen gestuurd, die door de gedaagde niet zijn betaald. De eiser heeft zich vervolgens beroepen op een retentierecht, wat betekent dat hij de auto onder zich houdt totdat de gedaagde de openstaande bedragen betaalt. De gedaagde heeft echter betwist dat de reparatie goed is uitgevoerd en stelt dat er een mondelinge prijsafspraak was gemaakt die lager was dan de facturen.
De rechter heeft de vordering van de eiser om betaling van de facturen toegewezen, omdat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de mondelinge prijsafspraak en de kwaliteit van de reparatie. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst en dat de eiser recht heeft op betaling van de facturen, stallingskosten en buitengerechtelijke incassokosten. De rechter heeft echter de vordering van de eiser om het retentierecht uit te oefenen afgewezen, omdat de eiser de auto onrechtmatig onder zich heeft gehouden. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.203,00, plus wettelijke rente, en de kosten van het rapport en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook voor rekening van de gedaagde.