Op 5 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij met een te hoge snelheid reed, een geparkeerde auto heeft geraakt, waardoor een voetgangster, [slachtoffer], gewond raakte. De verdachte heeft na het ongeval de plaats van het voorval verlaten zonder te stoppen om te kijken of er schade was veroorzaakt. De officier van justitie vorderde een taakstraf en een geldboete, maar de verdediging pleitte voor een lichtere straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, maar wel aan de subsidiaire feiten van artikel 5 en artikel 7 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,- voor elk van de bewezenverklaarde feiten, met de mogelijkheid om in termijnen te betalen. Daarnaast werd een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van één jaar. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door [naam 1], kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 500,- voor materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval.