Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2024 in de zaak tussen
[verzoeker 1] , [bedrijf 1] ,gevestigd aan de [adres 1]
[verzoeker 2] , [bedrijf 2]gevestigd aan de [adres 2]
[verzoeker 3], gevestigd aan het [adres 3]
[verzoeker 4] , [bedrijf 3] ,gevestigd aan de [adres 4]
[verzoeker 5] , [bedrijf 4] ,gevestigd aan de [adres 5]
[verzoeker 6] , [bedrijf 5] ,gevestigd aan de [adres 6]
. [verzoeker 7] , [bedrijf 6] ,gevestigd aan de [adres 7]
[verzoeker 8] , [bedrijf 7] ,gevestigd aan de [adres 8]
[verzoeker 9] , [bedrijf 8] ,gevestigd aan de [adres 9]
[verzoeker 10] , [bedrijf 9] ,gevestigd aan de [adres 10]
[verzoeker 11], gevestigd aan de [adres 11]
[verzoeker 12] , [bedrijf 10] ,gevestigd aan de [adres 12]
[verzoeker 14] ;
[verzoeker 15], gevestigd aan de [adres 14]
[verzoeker 16] , [bedrijf 12] ,gevestigd aan de [adres 15]
Formele voorvragen
Spoedeisend belang
Heeft het beroep een kans van slagen?
Belangenafweging
1 januari 2025 zou worden ingevoerd, voor onbepaalde tijd is uitgesteld omdat daarover controverse bestaat in de Tweede Kamer. In het licht van dit uitstel ziet de voorzieningenrechter niet goed in wat maakt dat deze 6 standplaatsen per se nu uitstootvrij zouden moeten worden gemaakt. Anders dan verweerder vindt de voorzieningenrechter het niet rechtsonzeker of onaanvaardbaar rechtsonduidelijk of rechtsongelijk als verzoekers nog wat langer uitstel krijgen om de overstap naar elektrisch rijden te maken en zij door dit uitstel nog wat langer gebruik mogen maken van de standplaatsen die hier aan de orde zijn. Een dergelijk uitstel schept geen rechtsongelijkheid tussen verzoekers en de ondernemingen die wel al een elektrische taxibus hebben aangeschaft omdat beide groepen ondernemingen dan gebruik mogen maken van de standplaatsen en er dus in dat opzicht geen benadeling plaatsvindt van de ondernemingen die al elektrisch rijden. Een nog wat langer uitstel voor verzoekers impliceert wel een zekere differentiatie tussen taxiondernemingen, naar gelang financiële draagkracht en mogelijkheden. Die differentiatie is volgens de voorzieningenrechter niet onaanvaardbaar omdat zowel de taxibus ondernemingen die al wel zijn overgegaan op elektrisch rijden als ook de verzoekers in deze zaak beide op hun eigen manier een bijdrage hebben geleverd aan schonere lucht. Verzoekers hebben die bijdrage geleverd en leveren die nog steeds door gebruik te maken van groengas taxibussen, naar zij stellen in overleg met de gemeente en omdat dit financieel de maximaal haalbare optie was. Wat betreft het overleg met verweerder hierover heeft de voorzieningenrechter niet exact kunnen vaststellen hoe dit is gelopen. Duidelijk is echter wel geworden dat het niet zo is dat verzoekers niet willen meewerken aan de transitie. De voorzieningenrechter overweegt verder dat uitstel geen afstel betekent. Het doel van het programma dat alle taxi’s in de stad uitstootvrij zijn blijft voorop staan. Dat doel onderschrijven verzoekers ook, alleen zeggen zij meer tijd nodig te hebben om de transitie naar elektrisch te maken, mede door de recente investering in groengastaxibussen. Dit komt de voorzieningenrechter aannemelijk voor gezien de door verzoekers genoemde jaartallen waarin zij de groengasvoertuigen hebben gekocht.