In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 september 2024, in de zaak met nummer AMS 20/1709, werd het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar exploitatievergunning voor het bedrijfsvaartuig '[bedrijfsvaartuig]' beoordeeld. Eiseres had op 18 januari 2018 een exploitatievergunning verkregen, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 2 juli 2019 aangekondigd deze vergunning in te trekken, omdat eiseres er geen gebruik van maakte. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het college bevoegd was om de vergunning in te trekken, het in dit geval niet in redelijkheid tot intrekking had kunnen overgaan. De rechtbank wees erop dat er pas in mei 2019 duidelijkheid was voor exploitanten over het beleid, en dat de termijn tussen het vaststellen van de Nota Varen en het voornemen tot intrekking te kort was om eiseres te kunnen verwijten dat zij geen voorbereidingshandelingen had getroffen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de exploitatievergunning, met de mogelijkheid voor het college om in de toekomst opnieuw te besluiten tot intrekking als eiseres de vergunning niet binnen een redelijke termijn in gebruik neemt. Eiseres kreeg ook een vergoeding van haar proceskosten toegewezen.