ECLI:NL:RBAMS:2024:546

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
13/261906-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak in vereniging met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van inbraak en diefstal. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2024, waar de officier van justitie mr. W.H. Hulst en de raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns aanwezig waren, de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het plegen van een gewelddadige inbraak op 8 juni 2023 en het stelen van goederen op 18 september 2023. De rechtbank oordeelde dat het eerste feit niet bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, het tweede feit, diefstal door twee of meer verenigde personen, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn diagnose ADHD en zijn status als first offender. De officier van justitie had een jeugddetentie van 42 dagen en een werkstraf van 40 uren geëist, maar de rechtbank besloot om het adolescentenstrafrecht toe te passen en legde een werkstraf van 100 uren op, met een vervangende jeugddetentie van 50 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meewerken aan forensische coaching en het naleven van een avondklok met elektronisch toezicht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat aan de verdachte voor het eerste feit geen straf was opgelegd. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13/261906-23
Datum uitspraak: 22 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2005,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op tegenspraak op de terechtzitting van 8 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Hulst en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerker reclassering] , namens Reclassering Nederland en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of een derde toebehoorde(n)
-een advertentie betreffende een motorscooter op Marktplaats heeft geplaatst en/of
-met voornoemde [benadeelde partij 1] overeen is gekomen dat voornoemde [benadeelde partij 1] 850 (zegge achthonderdvijftig) euro gaat betalen voor de motorscooter en/of
-aan voornoemde [benadeelde partij 1] heeft gevraagd of hij cash of via de bank gaat betalen en/of
-met voornoemde [benadeelde partij 1] heeft afgesproken op de parkeerplaats op de kruising van [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] en/of
-tegen voornoemde [benadeelde partij 1] heeft gezegd: "Ben jij [voornaam benadeelde partij] ?" en/of
-(vervolgens) heeft gerend richting de auto van voornoemde [benadeelde partij 1] en/of
-(vervolgens) de portier aan de bestuurderszijde open heeft getrokken en/of
-(vervolgens) een of meerdere vuurwapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen op voornoemde [benadeelde partij 1] heeft gericht en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen voornoemde [benadeelde partij 1] het volgende te hebben geschreeuwd: "Waar is het geld? Geef mij het geld!", althans woorden van gelijke strekking en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, aan het shirt van voornoemde [benadeelde partij 1] heeft getrokken en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen en/of op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen van voornoemde [benadeelde partij 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 18 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-een kassalade en/of
-een of meerdere geldbedragen en/of
-een of meerdere blikjes drinken,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht ).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde

De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsvrouw en op de door hen aangevoerde gronden, van oordeel dat het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 18 september 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen
- een kassalade en
- een geldbedrag en
- blikjes drinken,
die aan [benadeelde partij 2] en/of [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 2 bewezen geachte feit volgens het adolescentenstrafrecht zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 42 dagen, met aftrek van voorarrest, en een werkstraf voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf bij tenuitvoerlegging daarvan niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte volgens het adolescentenstrafrecht te bestraffen, zoals ook Reclassering Nederland dat heeft geadviseerd.
De Reclassering heeft in het reclasseringsadvies van 4 januari 2024 naar voren gebracht dat er geen contra-indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte lijkt enigszins zelfredzaam en in staat praktische zaken te regelen, maar de reclassering vraagt zich af in hoeverre verdachte in staat is te reflecteren op zijn handelen en een inschatting te kunnen maken van risicovolle situaties. Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, waardoor er in het dagelijks functioneren sprake kan zijn van gebrekkige impulscontrole. Op het gebied van pedagogische beïnvloeding zijn er indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is schoolgaand en thuiswonend. Het is wenselijk om de structuur in zijn leven voort te zetten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van het toepasselijke strafrechtregime naast het hiervoor genoemde advies van Reclassering Nederland ook de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van verdachte betrokken. Daaruit blijkt dat verdachte op dit moment naast zijn (bij)baan geen dagbesteding heeft. Wel heeft hij binnenkort een intakegesprek bij een opleiding waar hij zich voor heeft aangemeld en waar hij in maart 2024 kan instromen. Eerdere opleidingen heeft verdachte niet afgemaakt. Verdachte heeft op dit moment een schorsingstoezicht met elektronische controle en lijkt baat te hebben bij dat strakke kader.
De rechtbank ziet daarom in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding het adolescentenstrafrecht toe te passen en hem voor het bewezen verklaarde te veroordelen volgens het jeugdstrafrecht.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 9 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door first offenders
.Het betreft in de onderhavige zaak het oriëntatiepunt voor inbraak in een bedrijfspand. Als uitgangspunt voor strafoplegging voor een dergelijk feit geldt als oriëntatiepunt dat – bij een first offender – een werkstraf zal worden opgelegd van 80 uren. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, mede vanwege het hiervoor genoemde oriëntatiepunt van oordeel dat aan verdachte geen jeugddetentie moet worden opgelegd, omdat hij first offender is.
De rechtbank is van oordeel dat de aan verdachte op te leggen straf wel hoger moet zijn dan het genoemde oriëntatiepunt, omdat verdachte zich met zijn mededaders heeft schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak waarbij zij ernstige vernielingen hebben aangericht in het bedrijfspand. De aangever mist niet alleen zijn weggenomen geld en goederen, hij moest ook een deel van zijn voorraad weggooien en de door verdachte en zijn medeverdachten aangerichte schade heeft hij moeten laten herstellen. Verdachte en zijn mededaders hebben zich alleen maar laten leiden door hun eigen behoefte aan geld en goederen. Zij zijn zelfs na de voltooide inbraak waarbij zij de kassalade hebben weggenomen, teruggekomen om te kijken of er nog meer van hun gading weg te nemen viel en zijn daarop met blikjes drinken weggegaan. De rechtbank neemt verdachte het vernielzuchtige karakter van de inbraak vooral kwalijk.
Verdachte heeft bij de mondelinge behandeling spijt betuigd en naar voren gebracht dat hij zeker weet dat zoiets niet nogmaals zal gebeuren. Omdat niet duidelijk is geworden hoe en waarom verdachte tot dit feit is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte nog wel wat hulp en begeleiding kan gebruiken ter voorkoming van recidive. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 4 januari 2024 en de daarop bij de mondelinge behandeling gegeven toelichting. De rechtbank is van oordeel dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de andere voorwaarde betreffende het gedrag, in het belang van verdachte en de voorkoming van recidive zijn. De andere voorwaarde betreffende het gedrag is niet gespecificeerd genoeg om als bijzondere voorwaarde op te leggen. In plaats daarvan zal de rechtbank als voorwaarde opleggen meewerken aan forensische coaching. In grote lijnen komen de overige bijzondere voorwaarden neer op de voorwaarden die nu gelden bij het toezicht op de schorsing van de voorlopige hechtenis. Dat toezicht loopt nu ruim twee maanden en verdachte heeft daarvan geprofiteerd. De rechtbank vindt het in zijn belang dat hij nog langer in een strak kader wordt begeleid. Verdachte heeft baat bij de voortduring van structuur en begeleiding, opdat hij echt naar school gaat en regelmatig werkt. De forensische coaching kan verdachte hierbij behulpzaam zijn. De rechtbank zal bepalen dat het elektronisch toezicht blijft doorlopen tot 17 februari 2024, zodat dat deel van het toezicht in totaal drie maanden duurt.

10.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1: 4 STK Sleutel
(Omschrijving: PL1300-2023127622-6406227)
2: 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023127622-6405727, Zwart, merk: Apple Iphone).
De rechtbank zal daarvan de teruggave aan verdachte gelasten.

11.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 4.652,27, waarvan 152,27 aan materiële schadevergoeding en € 4.500,- aan immateriële schadevergoeding voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte voor feit 1 geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren met aftrekvan de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht,
vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Beveelt dat van deze straf het
gedeelte van 16 (zestien) urennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten.
Stelt de proeftijd vast op 1 (één) jaar onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Reclassering Nederland, gevestigd te Amsterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen of onderhouden met [naam] , geboren op [geboortedag 2] 2005;
- zich zal houden aan een avondklok (locatiegebod) met elektronisch toezicht, die inhoudt dat verdachte zich met ingang van vrijdag 17 november 2023 dagelijks op vooraf vastgestelde tijdstippen, door Reclassering Nederland vastgesteld, in de ouderlijke woning ( [adres] ) bevindt en zich zal houden aan de afspraken en/of het weekschema behorende bij het elektronisch toezicht. De avondklok en het elektronisch toezicht gelden tot 17 februari 2024;
- zich zal inspannen voor het vinden en behouden van een opleiding, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur en zich daarin controleerbaar zal opstellen;
- zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en de schuldhulpverlener en de reclassering inzicht zal geven in zijn financiën en schulden;
- zal meewerken aan een vorm van (forensische) coaching door [jeugdzorg] dan wel [hulpverlenging] of een soortgelijke instelling.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zo lang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederlandtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggaveaan de veroordeelde van:
1: 4 STK Sleutel
(Omschrijving: PL1300-2023127622-6406227)
2: 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2023127622-6405727, Zwart, merk: Apple Iphone).
Verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en E.J. Verster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.