ECLI:NL:RBAMS:2024:5426

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
13/046494-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onoplettendheid en rijden onder invloed

Op 5 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man, die op 24 oktober 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de A1 richting Amsterdam. De verdachte botste met zijn auto tegen een langzaam rijdende vrachtwagen, waarbij zowel hijzelf als zijn zwager, die als passagier meereed, letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan grove schuld, omdat hij onder invloed van cannabis reed en zijn aandacht niet bij het verkeer had, maar bezig was met het zoeken naar zijn telefoon. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en dat zijn rijgedrag aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig was.

De rechtbank oordeelde dat het letsel dat de zwager van de verdachte had opgelopen, niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, omdat er onvoldoende informatie was over de ernst van de verwondingen en het herstel. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden. Daarnaast kreeg de verdachte een geldboete van €360,- voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het ongeval had plaatsgevonden en de gevolgen voor zowel de verdachte als het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/046494-24
Datum uitspraak: 5 september 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. Hoekstra.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat op 24 oktober 2023 te Diemen:
door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer] (zwaar lichamelijk) letsel werd toegebracht, dan wel (subsidiair) het zich dusdanig gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt;
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl hij onder invloed van cannabis verkeerde;
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het als bestuurder rijden in een personenauto zonder geldig rijbewijs.
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Verdachte heeft grove schuld aan het ongeval, mede gelet op de ernst van het veroorzaakte letsel. Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen (te weten breuken in botten van zijn voet). Bovendien had verdachte geen rijbewijs en bestuurde hij de auto terwijl hij onder invloed van cannabis was.
Oordeel van de rechtbank
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan. Voorts verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [1]
Op 24 oktober 2023 reed verdacht in zijn auto op de snelweg A1 richting Amsterdam. Hij was samen met zijn zwager [slachtoffer] van zijn werk op weg naar huis. Er was veel verkeer op de weg. In verband met die drukte gaven de matrixborden boven de snelweg af en toe aan dat er maximaal 50 km/u mocht worden gereden. Op enig moment ontstond er een file waardoor het verkeer vrijwel tot stilstand kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij dat niet heeft gezien omdat hij op dat moment zijn telefoon aan het zoeken was en naar beneden keek. Verdachte is toen met zijn auto tegen een vóór hem langzaam rijdende vrachtauto aangereden. [slachtoffer] heeft door de aanrijding lichamelijk letsel opgelopen en ook verdachte zelf is daarbij gewond geraakt.
Uit onderzoek bleek later dat verdachte een hoger dan het maximaal toegestane gehalte THC in zijn bloed had. Verdachte heeft verklaard dat hij af en toe wiet gebruikt en dat hij niet verbaasd was over de uitslag van het bloedonderzoek. Daarnaast beschikte verdachte niet over een (geldig) rijbewijs.
De rechtbank neemt aan dat het te hoge cannabisgehalte en het niet hebben van een rijbewijs een negatieve invloed zullen hebben gehad op het rijgedrag van verdachte, maar het zwaartepunt bij de bepaling van de (mate van) schuld aan het ongeval is met name gelegen in het feit dat hij al rijdende zijn telefoon ging zoeken en daarbij naar beneden keek op een moment en in een situatie waarin hij juist extra alert op het overige verkeer had moeten zijn, te weten (dreigende) filevorming.
Letsel
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen, niet valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Het dossier bevat onvoldoende informatie over met name de precieze aard en ingrijpendheid van de benodigde medische ingrepen en het zicht op volledig herstel, om tot deze vaststelling te kunnen komen. In het dossier zit een medische verklaring waaruit blijkt het slachtoffer met name verwondingen aan zijn linkervoet heeft opgelopen en in verband met onder andere breuken in middenvoetsbeentjes in het ziekenhuis operatief is behandeld. Het slachtoffer heeft op 16 januari 2024 verklaard dat hij verwachtte tot juni / juli 2024 niet te kunnen werken, maar recente informatie over de aard en de duur van het herstel ontbreekt in het dossier. Dit maakt dat de vraag of er uitzicht bestaat op volledig herstel niet kan worden beantwoord. De rechtbank kan op basis van het dossier wél vaststellen dat het ongeval voor het slachtoffer heeft geleid tot een tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden.
Conclusie
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam, en is derhalve van oordeel dat het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Anders dan de officier van justitie, mede onder verwijzing naar de ernst van het letsel heeft betoogd, merkt de rechtbank de mate van schuld niet aan als grove schuld. De gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer zijn niet bepalend voor de mate van schuld van verdachte aan het ongeval.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

1.primair

op 24 oktober 2023 te Diemen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (Kia Picanto), daarmee rijdende op de A1, zich zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, te weten onder meer één of meer fracturen in de linker voet, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de A1, komende uit de richting van Diemen en gaande in de richting van Amsterdam, met [slachtoffer] als bijrijder,
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs en
- terwijl verdachte onder invloed was van cannabis, en
- terwijl verdachte al rijdende op zoek was naar zijn telefoon,
verdachte heeft zich er niet van vergewist dat op de rijstrook voor hem één of meer voertuig(en) afremde(n), en
verdachte heeft zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen en
verdachte is vervolgens tegen een voor hem rijdende vrachtauto aangereden, waardoor aan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
op 24 oktober 2023 te Diemen een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 6,4 microgram THC per liter bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stof vermelde grenswaarde;
3.
op 24 oktober 2023 te Diemen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden op de weg, A1, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (OBM) voor de duur van twee jaren, en voor het door haar onder feit 3 bewezen geachte tot een geldboete van € 360,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Verdachte is tijdens het besturen van zijn auto op de snelweg zijn telefoon gaan zoeken. Hij nam hiermee onverantwoord veel risico. Het was bovendien zeer druk op de weg en er was sprake van filevorming, waardoor het des te meer van belang was dat verdachte zijn aandacht volledig bij het verkeer hield. Dit heeft verdachte echter niet gedaan, met als gevolg dat hij tegen een voorligger is aangereden. Bovendien verkeerde verdachte onder invloed van cannabis en beschikte hij niet over een rijbewijs wat zijn rijgedrag ook nog eens nadelig heeft beïnvloed. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag.
[slachtoffer] , de zwager van verdachte die als passagier bij hem in de auto zat, heeft door de aanrijding forse verwondingen aan zijn voet opgelopen. Als gevolg daarvan heeft hij onder andere geruime tijd niet kunnen werken.
Voor wat betreft de strafoplegging voor de feiten 1 en 2 heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, die bij een situatie als de onderhavige (aanmerkelijke schuld aan het ongeval, lichamelijk letsel en onder invloed van cannabis) uitgaan van een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden.
Gelet op de mate van schuld die de rechtbank bewezen acht, de ernst van de verweten gedraging en de gevolgen daarvan, ziet de rechtbank geen reden om daar voor wat betreft de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen in matigende zin van af te wijken.
De rechtbank ziet wel aanleiding om in plaats van een geheel onvoorwaardelijke taakstraf een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Daarbij laat de rechtbank met name meewegen dat het ongeval ook voor verdachte ernstige gevolgen heeft gehad. Verdachte is geopereerd aan breuken in zijn schouder en heup, en heeft daarvoor drie weken in het ziekenhuis gelegen. Ook heeft hij geruime tijd niet kunnen werken. Verder is rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, zoals blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 15 juli 2024, in het verleden niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen ter zake van de WVW (of anderszins).
Voor het rijden zonder geldig rijbewijs (feit 3), zijnde een overtreding, zal de rechtbank verdachte een geldboete van na te noemen hoogte opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 6, 8 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
Eendaadse samenloop van:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
en
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 3
Overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerwet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid
van 120 (honderdtwintig) uren,met bevel voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte van deze
taakstraf, te weten
60 (zestig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op
2 (twee) jarenbepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Ontzegtverdachte voorts ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit tot een geldboete van
€ 360,- (driehonderdzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 (zeven) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2024.

Voetnoten

1.Zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 1 juni 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO5822 en van 29 april