ECLI:NL:RBAMS:2024:5418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
10558133 EL 23-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenleaseovereenkomsten tussen Dexia Nederland B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. en een gedaagde partij, die in deze procedure wordt aangeduid als [gedaagde]. Dexia vorderde, na wijziging van eis, dat de rechtbank zou verklaren dat zij met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde] gesloten leaseovereenkomsten, na betaling van een bedrag van € 3.576,21, aan al haar verbintenissen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is. De gedaagde partij voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van Dexia, althans afwijzing van de vorderingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Dexia voor zover deze betrekking heeft op de overeenkomsten II en III, en heeft deze onderdelen van de vordering toegewezen. Wat betreft overeenkomst I, heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van huurkoop en dat [gedaagde] voor het aangaan van deze overeenkomst de schriftelijke toestemming van zijn echtgenote nodig had. Aangezien deze toestemming ontbreekt, heeft de echtgenote van [gedaagde] de bevoegdheid om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vernietigingsbrief tijdig is ontvangen door Dexia, waardoor de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd.

De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen [gedaagde] ter zake van de overeenkomst aan Dexia heeft betaald, verminderd met hetgeen hij van Dexia heeft ontvangen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 10558133 EL 23-12
vonnis van: 22 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter:
inzake
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: USG Legal Professionals,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces).
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 mei 2023;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende een akte wijziging van eis;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer 1]
10-3-2000
Rente-Remmer
60 mnd
€ 12.487,50
II.
[nummer 2]
29-3-1999
SpaArEXtra
240 mnd
€ 16.336,08
III.
[nummer 3]
15-5-1997
WinstVerdubbelaar
60 mnd
fl. 14.907,15
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
9-3-2005
- € 1.734,66
Ja, deels verrekend met dividenden
II.
9-3-2006
€ 450,90
nvt
III.
15-5-2002
€ 1.053,14
nvt
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [gedaagde] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 12.441,90 aan maandtermijnen en een bedrag van € 1.687,86 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [gedaagde] € 1.143,83 aan dividenden ontvangen. Dexia heeft € 46,80 aan dividenden verrekend. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 1.562,08 aan [gedaagde] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente uit hoofde van overeenkomst I.
2.4.
[gedaagde] was ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten gehuwd met [naam echtgenote] (verder: [naam echtgenote] ). [naam echtgenote] heeft [gedaagde] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten.
2.5.
Bij brief van 15 oktober 2004 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [naam echtgenote] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van overeenkomst I. als bedoeld in artikel 1:89 BW.
2.6.
In maart 2023 heeft Dexia [gedaagde] uitgenodigd om hetzij te bevestigen dat geen sprake meer is van enige vordering, hetzij toe te lichten waarom wel sprake is van een vordering. [gedaagde] heeft hierop niet (inhoudelijk) gereageerd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Dexia vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde] gesloten overeenkomsten, na betaling van een bedrag van € 3.576,21, te vermeerderen met de wettelijke rente, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan al haar verbintenissen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering van Dexia en concludeert tot
niet-ontvankelijkverklaring van Dexia, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Dexia in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Overeenkomsten II. en III.:
4.1.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van Dexia, voor zover deze ziet op de overeenkomsten II. en III. De kantonrechter zal deze onderdelen van de vordering dan ook toewijzen.
Overeenkomst I.:
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW4.2. Er is sprake van huurkoop. Dit betekent dat [gedaagde] voor het aangaan van elke overeenkomst de schriftelijke toestemming van [naam echtgenote] behoefde (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3868). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [naam echtgenote] de bevoegdheid een beroep te doen op de vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:88 en 1:89 BW.
4.3.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 oktober 2015 (JOR 2015/337 m.nt. mr. T.M.C. Arons, ECLI:NL:HR:2015:3018) beslist dat de stuitende werking op de voet van artikel 3:316 lid 1 BW van een collectieve vordering in de zin van artikel 3:305a BW zich uitstrekt tot de verjaring van een op die collectieve actie, ingesteld op 13 maart 2003, aansluitende, individuele vordering tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens artikel 1:89 BW en dat dit ingevolge het bepaalde in artikel 3:52 lid 2 BW ertoe leidt dat ook de verjaring van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging wordt gestuit. Voorts heeft de Hoge Raad daarin bepaald dat een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring als hiervoor bedoeld, die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in artikel 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken, tijdig is uitgebracht.
4.4.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:936) volgt dat tot uitgangspunt moet worden genomen dat de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten is gestuit indien uiterlijk zes maanden na 25 januari 2007, dat wil zeggen uiterlijk op 25 juli 2007, een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring is afgegeven.
4.5.
Op de overeenkomst staat als datum vermeld ’10 maart 2000’. Bij repliek heeft Dexia erkend dat Overeenkomst I (in werkelijkheid) op of na 13 maart 2000 tot stand is gekomen en dat de vernietigingsbrief vóór 25 juli 2007 door Dexia is ontvangen, en dat de overeenkomst daardoor rechtsgeldig door de eega van [gedaagde] is vernietigd. Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep op vernietiging van overeenkomst I. als bedoeld in artikel 1:89 BW zoals opgenomen in de vernietigingsbrief tijdig is gedaan. Dit omdat deze overeenkomst is aangegaan binnen drie jaar voorafgaand aan het aanhangig maken van de collectieve vordering bij dagvaarding van 13 maart 2003.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd. Dexia dient aan [gedaagde] ter zake van de overeenkomst te betalen al hetgeen hij ter zake van de overeenkomst aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomst waarvan de juistheid niet is weersproken.
Wettelijke rente
4.7.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief (13 november 2004), waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van de overeenkomst is toewijsbaar als volgt.
4.8.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
4.8.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomsten, is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
4.8.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 4.6. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
4.8.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
4.9.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen ook uit hoofde van deze overeenkomst geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben.
4.10.
Gelet op de uitkomst van de procedure, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot overeenkomsten II. en III. niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is,
5.2.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot overeenkomst I. niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is, nadat is overgegaan tot betaling van het bedrag als bedoeld onder 4.6. t/m 4.8. weergegeven,
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen,
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ: BF