Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens houdende voorwaardelijke vermindering van eis
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Gemeente Amsterdam. De zaak betreft de bevoegdheid van de kantonrechter in een bestuursrechtelijk geschil over een opgelegde dwangsom van € 10.000,00. De Gemeente had een last onder dwangsom opgelegd aan [eiser] vanwege het zonder vergunning plaatsen van een dakkapel. Eiser vorderde dat de Gemeente werd verboden om de dwangsom te innen en dat het invorderingsbesluit werd ingetrokken. De kantonrechter oordeelde dat er nog geen feitelijke invordering had plaatsgevonden en dat de kantonrechter niet bevoegd was om te oordelen over het verbod tot inning van de dwangsom. De vordering van [eiser] werd afgewezen omdat de besluiten van de Gemeente onherroepelijk waren geworden, aangezien [eiser] geen bezwaar had gemaakt tegen de besluiten. De kantonrechter verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde hem in de proceskosten van de Gemeente, die op € 660,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civiele rechtsgang en de noodzaak voor partijen om tijdig gebruik te maken van hun rechtsmiddelen.