In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beëindiging en intrekking van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, heeft de bijstandsuitkering van verzoeker beëindigd en ingetrokken met ingang van 1 juli 2024, omdat verzoeker volgens verweerder geen binding heeft met de gemeente Amstelveen en voornamelijk verblijf houdt buiten deze gemeente. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 augustus 2024 behandeld. Tijdens de zitting hebben zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder deelgenomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de beslissing, aangezien hij afhankelijk is van de bijstandsuitkering voor zijn inkomsten. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat verzoeker geen regiobinding heeft met de gemeente Amstelveen. Verzoeker heeft namelijk een postadres in Amstelveen en heeft geprobeerd zijn vrouw en kind daar in te schrijven.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat verzoeker vanaf de indiening van het verzoekschrift voorschotten moet ontvangen naar de voor hem geldende bijstandsnorm tot zes weken na de datum van bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.