Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen RAPPANGE ADMINISTRATIE B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. Rappange vorderde betaling van achterstallige huur en ontruiming van de woning van de gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 12 juli 2024. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet was verschenen en dat er verstek verleend moest worden.
De kern van het geschil was dat de ouders van de gedaagde zich garant hadden gesteld voor de nakoming van de huurovereenkomst, maar dat Rappange hen niet had aangesproken voor de huurachterstand. De kantonrechter benadrukte dat goed verhuurderschap inhoudt dat de verhuurder eerst de garant moet aanspreken voordat juridische stappen tegen de huurder worden ondernomen. Aangezien Rappange dit had nagelaten, was het aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure de vorderingen tot betaling van de huur en ontruiming zouden worden afgewezen.
Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van Rappange in dit kort geding afgewezen en de proceskosten voor rekening van Rappange gesteld, omdat zij ongelijk kreeg. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 juli 2024.