Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift inzake beslag in het kader van een Belgisch Europees Onderzoeksbevel (EOB). Het klaagschrift werd op 5 juli 2024 ingediend en betreft de overdracht van in beslag genomen telefoons van de opgeëiste persoon, die momenteel gedetineerd is. De Belgische autoriteiten hadden op 17 juni 2024 verzocht om de overdracht van deze telefoons, die eerder waren afgeluisterd in Nederland. De rechtbank heeft op 8 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de klager, zijn raadsvrouw mr. Y.A. Samseij, en de officier van justitie mr. K. van der Schaft aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat het EOB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen gronden zijn om de erkenning of uitvoering van het EOB te weigeren. De rechtbank benadrukte dat het systeem van het EOB is gebaseerd op wederzijdse erkenning, wat de ruimte voor afwijzing beperkt. De officier van justitie stelde dat de telefoons als bewijs kunnen dienen in het Belgische strafrechtelijk onderzoek tegen de klager. De rechtbank concludeerde dat het klaagschrift ongegrond is en dat de overdracht van de telefoons aan de Belgische autoriteiten kan plaatsvinden.
De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter mr. J.P.W. Helmonds, samen met de rechters mrs. A.R.P.J. Davids en A.K. Glerum, en griffier mr. L.J.F. Ceelie. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname en de overdracht van de telefoons aan België doorgaan.