ECLI:NL:RBAMS:2024:5234

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
13/188201-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Belgische detentieomstandigheden

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door een Belgische onderzoeksrechter. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks verweren van de raadsvrouw over de genoegzaamheid van de omschrijving van het feit en de detentieomstandigheden in België. De rechtbank oordeelde dat de omschrijving in het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de terugkeergarantie van de Belgische autoriteiten voldoende was om het risico op onmenselijke of vernederende behandeling te mitigeren. De opgeëiste persoon, geboren in 2003, werd verdacht van betrokkenheid bij een explosie in Antwerpen op 8 juni 2024. De rechtbank concludeerde dat de detentieomstandigheden in België, zoals gegarandeerd door de Belgische autoriteiten, niet in strijd waren met de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de wettelijke vereisten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/188201-24
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 10 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
8 juni 2024 door een onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.A. Sjadijeva, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding en de schorsing daarvan bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een afzonderlijk bevel tot aanhouding van 8 juni 2024, bij verstek afgeleverd door een onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen, afdeling Antwerpen met referentie/notitienummer AN.48.LB.062883/2024.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Genoegzaamheid

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de omschrijving van het feit waarvan de opgeëiste persoon in België verdacht wordt in het EAB niet genoegzaam is. De mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon is uit de omschrijving niet af te leiden en zijn rol is niet beschreven. Er wordt niets genoemd dat specifiek in de richting van de opgeëiste persoon wijst. De overlevering dient geweigerd te worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de omschrijving van het feit in het EAB genoegzaam is. Het feit en de betrokkenheid daarbij van de opgeëiste persoon zijn duidelijk omschreven. Het specialiteitsbeginsel is met de omschrijving gewaarborgd. De officier van justitie heeft er daarnaast op gewezen dat sprake is van een EAB dat strekt tot strafvervolging, hetgeen met zich brengt dat de verdenking nog niet volledig uitgekristalliseerd hoeft te zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is aan de bovengenoemde eisen voldaan. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van betrokkenheid bij een ontploffing door middel van explosieven aan een voordeur van een gebouw aan een in het EAB genoemd adres in Antwerpen op 8 juni 2024. Op basis van deze omschrijving moet het voor de opgeëiste persoon duidelijk zijn waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Het specialiteitsbeginsel is met de omschrijving gewaarborgd. De vermeende rol van de opgeëiste persoon bij de explosie behoeft niet nader te worden omschreven. De rechtbank beschikt overigens niet over het Belgische strafdossier en gaat niet over de vraag of iemand redelijkerwijs aan te merken is als verdachte. Dit is in dit geval aan België voorbehouden.
Het verweer slaagt niet.

5.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om, aan de hand van het recht van die lidstaat, te beoordelen of het strafbare feit waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst valt. Uitgangspunt is dat de rechtbank aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gebonden. [4] De rechtbank ziet in dit geval – anders dan de raadsvrouw – geen aanleiding om hiervan af te wijken.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout heeft op 29 juli 2024 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden België

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door België afgegeven detentiegarantie niet voldoende is om het geldende algemene gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling weg te nemen. Zij heeft in dit kader verwezen naar een aantal onder andere in de media vermelde incidenten in het Belgische gevangeniswezen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door België afgegeven detentiegarantie wordt nageleefd en dat artikel 11 OLW derhalve niet aan overlevering in de weg staat. De zorgen over het Belgische detentiewezen worden door de garantie gedekt. De officier van justitie heeft erop gewezen dat de opgeëiste persoon en/of zijn raadsvrouw bij niet-naleving van de garantie contact op kunnen nemen met het Nederlandse openbaar ministerie.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [5]
Bij brief van 28 juni 2024 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken is de volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 26/06/2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan[opgeëiste persoon](° [geboortedag] /2003) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 08/06/2024, ref. AN.48.LB.062883/2024) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan
3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6]
De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (waaronder de CPT-standaarden).
Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd maakt het bovenstaande niet anders, nu zij geen voor de rechtbank nieuwe informatie heeft aangeleverd. De rechtbank is reeds ambtshalve bekend met de incidenten waarnaar zij verwijst. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigen de incidenten het aangenomen algemene gevaar, maar is niet gebleken dat de door België gegeven garantie niet uitvoerbaar is.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen en 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door:
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Vgl. HvJ EU 6 oktober 2021, C-136/20, ECLI:EU:C:2021:804 (LU (Recouvrement d’amendes de circulation routière)), punt 42.
6.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589, punt 114.