ECLI:NL:RBAMS:2024:5191
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot behandeling Europees aanhoudingsbevel
Op 7 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB was uitgevaardigd op 6 juni 2024 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg, afdeling Hasselt, België, en was gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1951. De behandeling vond plaats op de zitting van 7 augustus 2024, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. C.G.J.E. Lut, niet aanwezig waren.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat deze de Nederlandse nationaliteit heeft. De officier van justitie stelde dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering, omdat het EAB was ingetrokken. Dit was bevestigd door een e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 2 augustus 2024, waarin werd vermeld dat de opgeëiste persoon zich in België had gemeld.
De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie gevolgd en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens werd vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie was geëindigd. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 7 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.