Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiseres],
- de dagvaarding van 15 maart 2024 met producties 1 tot en met 12;
- het proces-verbaal van mondeling antwoord van 25 april 2024 waarbij een bevoegdheidsincident is opgeworpen; en
- de conclusie van antwoord in incident van 27 juni 2024.
1.De feiten voor zover van belang in het incident
[eiseres] is aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur. Klachten over de uitvoering van deze opdracht, waaronder klachten van financiële aard, zullen worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur. Tussen partijen bestaat wilsovereenstemming over de beslechting van declaratiegeschillen door middel van een arbitrageprocedure bij voornoemde Geschillencommissie, ongeacht de vraag op wiens initiatief die procedure wordt gestart.
Geschillen betreffende de totstandkoming of uitvoering van de door Cliënt aan [eiseres] (de rechtbank begrijpt: [eiseres] ) gegeven opdracht, de hoogte van de declaratie(s) en de niet-betaling of incasso ervan, worden met uitsluiting van de volgens de wet bevoegde rechter beslecht overeenkomstig de arbitrageprocedure van de Geschillencommissie Advocatuur. Het bepaalde in Artikel 1020 lid 4 onder b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing op geschillen betreffende de hoogte van de declaratie(s).’
3. Toepassingsbereik
5. Behandeling klacht