ECLI:NL:RBAMS:2024:5148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
13-165505-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met voorrang aan Duits verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Kempten in Duitsland. Het EAB, dat op 28 juli 2023 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 juli 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging heeft verzocht om voorrang te geven aan een ander EAB dat door Roemenië is uitgevaardigd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het Duitse verzoek voorrang dient te krijgen. Dit is gebaseerd op het belang van Duitsland bij de voortgang van de strafzaak, aangezien het Duitse EAB een vervolgingsverzoek betreft. De rechtbank heeft daarom besloten dat de overlevering aan Duitsland wordt toegestaan, met voorrang boven het Roemeense EAB.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 2, 5 en 7 van de OLW, in haar overwegingen betrokken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-165505-24
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 22 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 juli 2023 door het
AmtsgerichtKempten, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat in Hoofddorp, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. Daarnaast is de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
AmtsgerichtKempten van 13 juli 2023 (met kenmerk 2 Gs 2387/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Samenloop van Europese aanhoudingsbevelen

Naast dit EAB is voor de opgeëiste persoon nog een EAB door een Roemeense justitiële autoriteit uitgevaardigd (parketnummer 13-165521-24). Dit Roemeense EAB ziet op de executie van een opgelegde vrijheidsstraf van drie jaar en zes maanden.
De verdediging verzoekt de rechtbank voorrang te geven aan het Roemeense executie-EAB, zodat de opgeëiste persoon eerst zijn gevangenisstraf in Roemenië kan uitzitten en daarna naar Duitsland kan vertrekken in het kader van het vervolgings-EAB. De verdediging wijst erop dat de opgeëiste persoon bij zijn aanhouding al onderweg was naar Roemenië, nadat de overlevering aan dat land was toegestaan door het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast geldt dat Roemenië en Duitsland aan elkaar overleveren en de feiten onder de EAB’s van gelijke aard en ernst zijn. Bovendien heeft de opgeëiste persoon een oproep ontvangen om op 20 augustus 2024 voor een Roemeense rechter te verschijnen.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak [3] een kaderbesluitconforme uitleg gegeven aan artikel 28, vierde lid, OLW, die inhoudt dat zij, in geval van samenloop van Europese aanhoudingsbevelen uit verschillende lidstaten, op grond van een eigen afweging zal komen tot een oordeel over de vraag aan welk EAB voorrang dient te worden verleend. Artikel 26, derde lid, OLW geeft een aantal omstandigheden aan die bij de totstandkoming van het oordeel een rol kunnen spelen. Deze zijn echter niet uitputtend.
Kijkend naar de omstandigheden genoemd in artikel 26, derde lid, OLW, is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat de opgeëiste persoon eerst aan Duitsland dient te worden overgeleverd. Hiertoe is met name het doel van de overlevering (artikel 26, derde lid, onder b, OLW) redengevend. Het Duitse overleveringsverzoek betreft namelijk een vervolgings-EAB. Met het oog op het belang dat Duitsland heeft bij voortgang en afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn, dat in het gedrang komt als de opgeëiste persoon eerst naar Roemenië zou gaan om daar de hem opgelegde straf uit te zitten, zal de rechtbank bepalen dat voorrang gegeven dient te worden aan het Duitse vervolgings-EAB.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe, met voorrang voor dit EAB.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Kantongerecht (
Amtsgericht) Kempten, Duitsland voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het onderhavige EAB met parketnummer 13-165505-24 dat is uitgevaardigd door Duitsland, boven het EAB met parketnummer 13/165521-24 dat is uitgevaardigd door Roemenië.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Rechtbank Amsterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5314.