ECLI:NL:RBAMS:2024:5144

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
13-157024-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Dortmund, Duitsland. Het EAB is gericht tegen een opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1981, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Duits recht. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 juli 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters. De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, heeft de vordering ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse en Turkse nationaliteit en de rechtbank heeft geoordeeld dat zijn sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De Hoofdofficier van Justitie in Dortmund heeft een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland wordt veroordeeld, naar Nederland zal worden teruggestuurd voor de uitvoering van zijn straf.

De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon, die sinds 2013 psychiatrische zorg in Nederland ontvangt. De raadsman heeft verzocht om de overname van de strafvervolging door Nederland, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische zorg die de opgeëiste persoon in Duitsland zal ontvangen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, met inachtneming van de waarborg voor terugkeer naar Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-157024-24
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 21 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juni 2023 door het
AmtsgerichtDortmund, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens is de gevangenhouding bevolen en tegelijkertijd geschorst onder de eerder al opgelegde voorwaarden.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot voorarrest van het
AmtsgerichtDortmund van 3 mei 2023 (met dossiernummer 701 Gs 471/23, 400 Js 188/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De rechtbank begrijpt het EAB zo dat de uitvaardigende justitiële autoriteit feit 1 aanwijst als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De rechtbank begrijpt dat de uitvaardigende justitiële autoriteit feit 2 niet heeft aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort samengevat – voldaan is aan het vereiste dat op dit feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Feit 2 levert naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels

5.Medische omstandigheden

De raadsman heeft op de zitting aandacht gevraagd voor de medische situatie van de opgeëiste persoon en de psychiatrische zorg die hij nodig heeft. De opgeëiste persoon geniet sinds 2013 psychiatrische zorg in Nederland en liep tot voor kort nog in een zorgmachtiging. Het is niet zeker dat de opgeëiste persoon adequate medische zorg zal krijgen na een eventuele overlevering naar Duitsland. De raadsman heeft de officier van justitie in dit kader op de zitting nogmaals dringend verzocht de strafvervolging van Duitsland over te nemen, zodat de opgeëiste persoon onder behandeling kan blijven van zijn huidige zorgverleners. De officier van justitie in Duitsland zou te kennen hebben gegeven mee te willen werken aan een dergelijke overname, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft ter zitting toegezegd het verzoek van de raadsman tot overname van de strafvervolging nogmaals onder de aandacht te brengen van het IRC en de Duitse autoriteiten, waarbij hij heeft benadrukt hierover geen toezeggingen te kunnen doen. Verder heeft hij betoogd dat de psychische zorg in de Duitse detentie-instellingen voldoende is en geen belemmering vormt voor de overlevering van de opgeëiste persoon.
De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar haar uitspraak van 16 maart 2023 [4] , dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de medische voorzieningen die de opgeëiste persoon in detentie in Duitsland zal ontvangen. De rechtbank beschikt immers niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens beschikt blijkt dat gedetineerden in Duitse detentie-instellingen die psychiatrische zorg behoeven, deze zorg niet (in afdoende mate) krijgen. De rechtbank vertrouwt er daarom op dat de opgeëiste persoon ook in Duitsland de benodigde zorg zal krijgen.
De vraag of feitelijke overlevering in het kader van de medische omstandigheden dient plaats te vinden dan wel dat deze bij wijze van uitzondering (tijdelijk) achterwege moet blijven in verband met humanitaire redenen als bedoeld in artikel 35, derde lid, OLW, is pas aan de orde nadat bij deze uitspraak over de toelaatbaarheid van de overlevering is beslist. Zoals de raadsman ook heeft onderkend, vormen humanitaire redenen – behoudens in het kader van artikel 11 OLW – geen grond tot weigering van de overlevering en vallen derhalve buiten het huidige beoordelingskader van de rechtbank.
Hetzelfde geldt voor de getoonde bereidheid van de officier van justitie om (nogmaals) te onderzoeken of het Nederlandse Openbaar Ministerie bereid is (alsnog) mee te werken aan een overname van de strafvervolging van de opgeëiste persoon van Duitsland. Mocht het Nederlandse Openbaar Ministerie – na intern overleg en overleg met de Duitse autoriteiten – alsnog besluiten de strafvervolging over te nemen, staat dat proces, zoals de raadsman eveneens onderkende, los van de thans voorliggende beoordeling door de rechtbank of is voldaan aan alle formele vereisten om de opgeëiste persoon over te leveren aan Duitsland. Er bestaat dan ook geen aanleiding dat proces af te wachten.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Hoofdofficier van Justitie in Dortmund heeft op 11 juni 2024 de volgende garantie gegeven:
“Er wordt verzekerd dat de vervolgde persoon, [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedatum] 1981, naar Nederland zal worden teruggestuurd voor verdere uitvoering van zijn straf, indien hij in de Bondsrepubliek Duitsland definitief wordt veroordeeld tot een uitvoerbare vrijheidsstraf op grond van de huidige versie van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees Arrestatiebevel.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
AmtsgerichtDortmund in Duitsland voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.