In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Dortmund, Duitsland. Het EAB is gericht tegen een opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1981, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Duits recht. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 juli 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters. De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, heeft de vordering ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse en Turkse nationaliteit en de rechtbank heeft geoordeeld dat zijn sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De Hoofdofficier van Justitie in Dortmund heeft een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland wordt veroordeeld, naar Nederland zal worden teruggestuurd voor de uitvoering van zijn straf.
De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon, die sinds 2013 psychiatrische zorg in Nederland ontvangt. De raadsman heeft verzocht om de overname van de strafvervolging door Nederland, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische zorg die de opgeëiste persoon in Duitsland zal ontvangen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, met inachtneming van de waarborg voor terugkeer naar Nederland.