ECLI:NL:RBAMS:2023:5106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
13/008702-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Düsseldorf op 15 november 2022. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Somalië, die in Nederland woont. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 2 maart 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, wat betekent dat zijn overlevering kan worden toegestaan, mits er garanties zijn dat hij in Nederland zijn straf kan ondergaan. De Duitse autoriteiten hebben een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon na een veroordeling in Duitsland naar Nederland zal worden teruggestuurd voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de raadsman om aanhouding afgewezen, onder andere met betrekking tot de medische zorg die de opgeëiste persoon in Duitsland zou ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat de medische zorg in Duitse detentie-instellingen voldoende is en dat humanitaire redenen geen grond vormen voor weigering van de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/008702-23
RK nummer: 23/135
Datum uitspraak: 16 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 november 2022 door het
Amtsgericht Düsseldorf(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende op het [adres opgeëiste persoon] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Düsseldorfvan 15 november 2022 met kenmerk 150 Gs 2561/22 (92 AR 371/22).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt in Düsseldorfheeft op 6 februari 2023 de volgende garantie gegeven:
Met referte aan uw schrijven per e-mail d.d. 23 januari 2023 wordt de garantie gegeven dat de opgeëiste persoon in geval van een onherroepelijke veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op basis van het Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5 december 2008, bladzijde 27) zoals gewijzigd, voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf naar Nederland zal worden teruggezonden.
De raadsman heeft om aanhouding verzocht, teneinde verheldering over de terugkeergarantie op te vragen. De raadsman heeft aangevoerd dat door de bewoording ‘verdere tenuitvoerlegging’ onduidelijk is wanneer de opgeëiste persoon na een onherroepelijke veroordeling terug zal keren naar Nederland.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat deze garantie voldoende is. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat deze bewoording gebruikelijk is in Duitse terugkeergaranties. De omstandigheid dat na het onherroepelijk worden van een veroordeling met het effectueren van de garantie steeds enige tijd is gemoeid, is een afdoende verklaring voor de bedoelde formulering. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden.

6.Medische omstandigheden

De raadsman heeft verzocht om aanhouding, teneinde een garantie van de Duitse autoriteiten op te vragen dat de opgeëiste persoon de nodige psychische zorg zal ontvangen in de Duitse detentie-instelling waar hij terecht zal komen.
De officier van justitie heeft zich tegen aanhouding verzet, omdat erop vertrouwd moet worden dat de medische zorg in Duitse detentie-instellingen verleend wordt voor zover nodig. Op grond van artikel 35 OLW zal de officier van justitie bij de feitelijke overlevering de medische situatie van de opgeëiste persoon onder de aandacht brengen.
De rechtbank is van oordeel dat geen aanleiding bestaat om een garantie op te vragen over de psychische zorg in Duitse detentie-instellingen. De rechtbank vertrouwt erop dat de opgeëiste persoon de nodige zorg zal ontvangen en heeft geen twijfel over de medische voorzieningen in Duitse detentie-instellingens. De vraag of feitelijke overlevering in het kader van de medische omstandigheden dient plaats te vinden, dan wel dat deze bij wijze van uitzondering (tijdelijk) achterwege moet blijven in verband met humanitaire redenen als bedoeld in artikel 35, lid 3, OLW, is pas aan de orde nadat bij deze uitspraak over de toelaatbaarheid van de overlevering is beslist. Humanitaire redenen vormen – behoudens in het kader van artikel 11 OLW – geen grond tot weigering van de overlevering en vallen derhalve buiten het huidige beoordelingskader van de rechtbank.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.