Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[bewindvoerder 1] QQ (bewindvoerder van [eiser] ),
[bewindvoerder 2] QQ (bewindvoerder van [eiser] ),
verweerders in reconventie,
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 december 2023, met producties 1-6,
- het tussenvonnis van 10 april 2024, waarbij een mondelinge behandeling en een plaatsopneming aan het adres [adres 1] en [adres 2] is bepaald,
- het proces-verbaal van plaatsopneming en mondelinge behandeling van 5 juni 2024 met de daarin genoemde processtukken,
- het bericht van mr. Parmentier van 20 juni 2024 met opmerkingen bij het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
- [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om binnen vier weken na betekening van dit vonnis:
- [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 485 aan kadasterkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover,
- [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 1.196 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover,
- [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
primair:
4.De beoordeling
in conventie
opde keerwand te plaatsen. Dat vereiste een andere constructie en ging ten koste van de stevigheid van de schutting en de daarop rustende pergola. Het monteren van de schuttingspalen en planken
aan de buitenzijdevan de keerwand was volgens de timmerman wel mogelijk, maar dit betekende dat de schutting over de erfgrens kwam te hangen waarvoor toestemming van de buren nodig was, aldus de timmerman. [gedaagden] heeft toen naar eigen zeggen direct [eisers] benaderd en toestemming gevraagd en verkregen om de schuttingspalen en planken tegen de buitenkant van de keerwand te plaatsen, boven het erf van [eisers] betwist dat die toestemming is gegeven. Ter zitting is dit punt aan de orde gweest. Dat partijen die dag gesproken hebben is wel vast komen te staan. Twijfelachtig is of [eisers] deze toestemming niet heeft verleend of later heeft ingetrokken. Wat hier verder ook van zij, het lag op de weg van [gedaagden] , ook als de toestemming zou zijn verleend zoals zij stelt, om dit zorgvuldig(er) te regelen. Immers, [gedaagden] wist dat zij buiten de erfgrens zou treden en was gewaarschuwd door de timmerman dat hiervoor de medewerking van de buren ( [eisers] ) noodzakelijk was. Door gemaakte afspraken niet goed vast te leggen, heeft [gedaagden] het risico genomen dat er onduidelijkheid kon ontstaan over het plaatsen van de schuttingpalen en planken over de erfgrens, met alle gevolgen van dien. Dit risico heeft zich verwezenlijkt. Nu vast staat dat [gedaagden] de schutting over de erfgrens op het perceel van [eisers] heeft gebouwd en niet is gebleken dat [eisers] daarvoor toestemming heeft gegeven, maakt [gedaagden] inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] [gedaagden] moet de schutting, zijnde de schuttingpalen en planken, daarom verwijderen.
moetherbouwen wordt dat niet toegewezen. Daartoe is [gedaagden] niet verplicht. Wel dienen de schutting en pergola in overeenstemming te zijn met de daarvoor geldende regelgeving, waaronder de in acht te nemen hoogtes. Nu [eisers] haar oprit heeft verhoogd zal ook vastgesteld moeten worden vanaf welk niveau deze hoogtes berekend moeten worden. Hiermee vervalt ook het belang van de vordering tot verlaging van schutting en pergola, die immers (deels) verwijderd moeten worden.