ECLI:NL:RBAMS:2024:5138

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
10956867 CV24-2144
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot herplaatsing als vrijwilliger na beëindiging vrijwilligersovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die als vrijwilliger werkzaam was bij Stichting Vluchtelingenwerk Nederland, en de stichting zelf. De eiser vorderde om weer als vrijwilliger te worden toegelaten, nadat zijn vrijwilligersovereenkomst was beëindigd. De eiser stelde dat de opzegging van de overeenkomst niet in overeenstemming was met de voorwaarden van de vrijwilligersovereenkomst, omdat de opzegtermijn van vier weken niet in acht was genomen en er geen zwaarwegende redenen waren besproken.

De feiten van de zaak tonen aan dat de eiser in juli 2022 een vrijwilligersovereenkomst met Vluchtelingenwerk had gesloten. In augustus 2023 uitte hij zijn onvrede over het beleid van de stichting, wat leidde tot een escalatie in de samenwerking. De stichting stelde dat de samenwerking al sinds het begin niet goed was en dat de opzegging van de overeenkomst per direct was, omdat er een onhoudbare situatie was ontstaan.

De kantonrechter oordeelde dat Vluchtelingenwerk in redelijkheid kon stellen dat er sprake was van zwaarwegende redenen voor de beëindiging van de overeenkomst. De rechter benadrukte dat de aard van een vrijwilligersovereenkomst een grotere mate van vrijheid en flexibiliteit met zich meebrengt, en dat de wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming niet van toepassing is. De rechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 183,00 werden begroot. Tevens werd de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen.

De kantonrechter merkte op dat er een aanbod was gedaan door Vluchtelingenwerk om een onafhankelijk gesprek te voeren, wat de eiser werd aangeraden om nogmaals te overwegen. Dit gesprek zou mogelijk kunnen bijdragen aan een goede afsluiting van de samenwerking, ondanks de eerdere conflicten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10956867 \ CV EXPL 24-2144

Vonnis van 16 augustus 2024 (bij vervroeging)

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E.R. van Dijk,
tegen

STICHTING VLUCHTELINGENWERK NEDERLAND,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vluchtelingenwerk,
gemachtigde: mr. N.Y. Solisa.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 februari 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord van 30 april 2024, met producties;
- het tussenvonnis van 14 mei 2024;
- de mondelinge behandeling van 28 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
In juli 2022 hebben [eiser] en Vluchtelingenwerk een vrijwilligersovereenkomst gesloten, op basis waarvan [eiser] vrijwilligerswerkzaamheden voor Vluchtelingenwerk heeft verricht.
1.2.
In artikel 17 van de vrijwilligersovereenkomst staat: “
De overeenkomst is opzegbaar met inachtneming van een opzegtermijn van vier weken, tenzij anders overeengekomen. (…) Wanneer de stichting de overeenkomst wil opzeggen, moeten daarvoor zwaarwegende redenen zijn die met de vrijwilliger worden besproken.
1.3.
Op 22 augustus 2023 heeft [eiser] tijdens een overleg met zijn team zijn onvrede geuit over - kort gezegd - het door Vluchtelingenwerk gehanteerde beleid rondom de ‘machtiging tot voorlopig verblijf’ (mvv). Die klachten heeft [eiser] later ook geuit bij het bestuur van Vluchtelingenwerk en per mail aan alle medewerkers van Vluchtelingenwerk.
1.4.
Na het overleg op 22 augustus 2023 heeft [eiser] een whatsappbericht aan zijn leidinggevende bij Vluchtelingenwerk gestuurd. Daarin schrijft hij onder meer: “
Hierbij wil ik je laten weten dat ik stop bij vluchtelingenwerk [locatie 1] . Ik wil graag solliciteren bij vluchtelingenwerk [locatie 2] , daar heb ik ook een betere busverbinding. Ik heb geen haast (…) dus laat maar weten wanneer je tijd hebt om de afronding te bespreken.
1.5.
Op 6 september 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] , zijn leidinggevende en de regiomanager van Vluchtelingenwerk. Later die dag mailde de leidinggevende van [eiser] hem onder meer: “
Zoals tijdens het gesprek vandaag besproken bevestig ik hierbij schriftelijk dat per vandaag onze samenwerking is beëindigd. Conform artikel 17 derde zin van de vrijwilligersovereenkomst zijn de zwaarwegende redenen tijdens het gesprek met je besproken.”
1.6.
Partijen hebben vervolgens per e-mail gecorrespondeerd, maar zijn niet tot een oplossing gekomen.

Het geschil

2. [eiser] vordert - samengevat - Vluchtelingenwerk te bevelen om de opzegging ongedaan te maken en hem weder te werk te stellen, op straffe van een dwangsom. Volgens [eiser] houdt de opzegging verband met de door hem geuite klacht en is de vrijwilligersovereenkomst niet opgezegd in overeenstemming met artikel 17 (zie 1.2 hierboven). De opzegtermijn van vier weken is namelijk niet in acht genomen, er is geen sprake van zwaarwegende gronden en die gronden zijn ook niet met hem besproken.
3. Volgens Vluchtelingenwerk moeten de vorderingen worden afgewezen. Volgens haar was de samenwerking al sinds het begin niet goed en heeft de wederzijdse onvrede eind 2023 een hoogtepunt bereikt. Zij heeft het whatsappbericht van [eiser] van 22 augustus 2023 opgevat als een opzegging. Tijdens het gesprek van 6 september 2023 zijn de gemoederen volgens haar zodanig opgelopen dat een onhoudbare situatie was ontstaan en is de overeenkomst per direct geëindigd. De redenen daarvoor zijn in dat gesprek aan de orde gesteld en later nogmaals bevestigd.

De beoordeling

4. In essentie draait deze procedure om de vraag of Vluchtelingenwerk [eiser] weer als vrijwilliger moet toelaten. De kantonrechter oordeelt van niet. De vorderingen van [eiser] worden dus afgewezen. Dat wordt als volgt toegelicht.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat zij samenwerkten op basis van een vrijwilligersovereenkomst. De aard van een vrijwilligersovereenkomst brengt met zich dat partijen over en weer een relatief grote mate van vrijheid en flexibiliteit hebben. [1] De vrijwilligersorganisatie betaalt de vrijwilliger bijvoorbeeld geen loon en de vrijwilliger werkt slechts voor zover dat hem/haar schikt. Die relatieve vrijblijvendheid brengt ook met zich dat de relatie tussen de vrijwilligersorganisatie en de vrijwilliger niet zo hecht is als bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst. De wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming is op die samenwerking dan ook niet van toepassing en een vrijwilligersovereenkomst kan over en weer relatief gemakkelijk worden beëindigd.
6. Het is naar oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk geworden dat in ieder geval Vluchtelingenwerk geen vertrouwen meer had en heeft in een verdere samenwerking met [eiser] . Uit de door haar overgelegde documentatie en hetgeen namens haar ter zitting is verklaard, blijkt dat verschillende andere vrijwilligers en betaalde werknemers van Vluchtelingenwerk zich niet prettig voelen bij een verdere samenwerking met [eiser] . Alleen daaruit volgt al dat een verdere samenwerking niet in de rede ligt. Dat dit niet geldt voor alle werknemers of vrijwilligers en dat die gevoelens pas zouden zijn ontstaan na de escalatie in september 2023 - zoals [eiser] ter zitting naar voren heeft gebracht - maakt dat niet anders.
7. Vluchtelingenwerk heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er sprake is van zwaarwegende redenen in de zin van artikel 17 van de vrijwilligersovereenkomst. Voorzover die zwaarwegende redenen hem al niet tijdens het gesprek op 6 september 2023 zijn medegedeeld - zoals Vluchtelingenwerk heeft gesteld, maar [eiser] heeft ontkend - zijn die in de daaropvolgende e-mailcorrespondentie in ieder geval voldoende duidelijk gemaakt. Zo vermeldt een op 13 oktober 2023 vanuit Vluchtelingenwerk verstuurde e-mail onder meer dat dat de situatie “
dusdanig gespannen [was] dat een verdere samenwerking op deze locatie niet mogelijk meer was. Dit is de reden dat de overeenkomst per direct is geëindigd”. Dat de in de vrijwilligersovereenkomst opgenomen opzegtermijn niet in acht is genomen, doet aan de rechtsgeldigheid van de opzegging niet af. [eiser] heeft ook niet kunnen toelichten dat hij door de kortere opzegtermijn in zijn belangen is geschaad. Bovendien had [eiser] eerder zelf al per whatsapp aangegeven dat hij wilde stoppen bij Vluchtelingenwerk [locatie 1] . De kantonrechter ziet al met al geen grond om Vluchtelingenwerk te verplichten om [eiser] weer als vrijwilliger toe te laten.
8. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op. Namens Vluchtelingenwerk is ter zitting het aanbod gedaan om onafhankelijk van de uitkomst van deze procedure nog een gesprek met [eiser] te voeren, onder leiding van een onafhankelijke gespreksleider. De kantonrechter geeft [eiser] mee om nogmaals over dat voorstel na te denken. Wellicht dat dit gesprek er namelijk aan zou kunnen bijdragen dat partijen ondanks het voorgaande hun samenwerking toch zo goed mogelijk kunnen afsluiten. Daarbij is ook van belang dat, zoals ter zitting namens Vluchtelingenwerk nogmaals is bevestigd, de opmerkingen van [eiser] over het gehanteerde mvv-beleid er uiteindelijk toe hebben geleid dat Vluchtelingenwerk dat beleid opnieuw onder de loep heeft genomen en daar ook aanpassingen aan heeft gedaan.
9. [eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vluchtelingenwerk worden begroot op:
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
19,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
183,00
10. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

De beslissing

De kantonrechter
- wijst de vorderingen van [eiser] af,
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 183,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.B. Cramwinckel en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2024.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 oktober 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:5206.