ECLI:NL:RBAMS:2024:5122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
13/066086-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Franse justitiële autoriteit. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Frankrijk, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB in behandeling genomen, na een procesgang die begon op 23 april 2024. De zittingen zijn meerdere keren uitgesteld vanwege de afwezigheid van een tolk en andere procedurele redenen. Tijdens de zittingen zijn de detentieomstandigheden in Frankrijk onderzocht, met bijzondere aandacht voor de instellingen Lille-Loos-Sequedin en Lille-Annoeullin. De rechtbank heeft in verschillende tussenuitspaken de termijn voor uitspraak verlengd en de officier van justitie gevraagd om aanvullende informatie over de detentieomstandigheden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de opgeëiste persoon geen reëel gevaar loopt voor schending van zijn grondrechten na overlevering naar Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/066086-24
Datum uitspraak: 20 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 6 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 januari 2024 door
the Public Prosecutor to the Judicial Court of Lille(Frankrijk, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 23 april 2024
De behandeling van het EAB was in eerste instantie gepland op de zitting van 23 april 2024. De zaak is toen echter aangehouden tot de zitting van 7 mei 2024, omdat er geen tolk aanwezig was.
Zitting 7 mei 2024
De behandeling van het EAB is na de schorsing van het onderzoek op 23 april 2024 hervat op de zitting van 7 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. A. Neermawatie Nandoe, advocaat in Rijswijk, die heeft verklaard dat de opgeëiste persoon haar uitdrukkelijk heeft gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor de sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 21 mei 2024
Bij tussenuitspraak van 21 mei 2024 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere informatie te laten verstrekken met het oog op de toetsing van de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in Frankrijk na zijn overlevering.
Ook heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.
Zitting 6 juni 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 6 juni 2024, in aanwezigheid van
mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door mr. C.I. Zaad, advocaat in Den Haag, waarnemend voor mr. Neermawatie Nandoe, voornoemd, en een tolk in de Franse taal.
De rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW nogmaals met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.
Tussenuitspraak 20 juni 2024
Bij tussenuitspraak van 20 juni 2024 [4] heeft de rechtbank wederom het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere informatie te laten verstrekken met het oog op de toetsing van de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in Frankrijk na zijn overlevering.
Ook heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.
Zitting 6 augustus 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 6 augustus 2024, in aanwezigheid van
mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door mr. Neermawatie Nandoe, voornoemd, en een tolk in de Franse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de
bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Franse
nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the Judicial Court of Lille(Frankrijk) van 23 januari 2024, nummer: 22049000017, onderzoeksnummer: JICABJI922000008.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [5]

4.Tussenuitspraken 21 mei 2024 en 20 juni 2024

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 21 mei 2024 geoordeeld dat op basis van het dactyloscopisch onderzoek van 27 februari 2024 ervan wordt uitgegaan dat de opgeëiste persoon de persoon is om wiens overlevering wordt verzocht, [6] dat de omschrijving van de feiten in het EAB voldoet aan de vereisten van artikel 2 OLW en dat de feiten dubbel strafbaar zijn. Ook heeft de rechtbank het onschuldverweer van de opgeëiste persoon verworpen en heeft zij afgezien van de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Deze overwegingen worden in deze uitspraak als herhaald en ingelast beschouwd (met dien verstande dat in plaats van ‘Duitsland’ moet worden gelezen ‘Frankrijk’, zie voetnoot 6).

5.5. Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in Frankrijk

5.1
Inleiding
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 28 maart 2024 gegarandeerd dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in de detentie-instelling Lille-Loos-Sequedin of in de detentie-instelling Lille-Annoeullin zal worden geplaatst.
In de tussenuitspraak van 21 mei 2024 heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in het regime van voorlopige hechtenis in deze instellingen onderzocht. Uit gegevens van de
Observatoire International des Prisonsbleek dat op 1 januari 2024 sprake was van overbevolking in beide instellingen. Gelet hierop heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht enkele vragen ter beantwoording voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, om te kunnen toetsen of sprake is van een algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) voor gedetineerden in de detentie-instellingen Lille-Loos-Sequedin en Lille-Annoeullin.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 31 mei 2024 informatie verstrekt over de detentieomstandigheden in Lille-Loos-Sequedin en Lille-Annoeullin.
In de tussenuitspraak van 20 juni 2024 heeft de rechtbank op grond van de verstrekte informatie
een algemeen gevaar voor schending van grondrechten ten aanzien van de detentie-instelling Lille-Loos-Sequedin aangenomen. Ten aanzien van de detentie-instelling Lille-Annoeullin heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken van een dergelijk algemeen gevaar. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit een individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon te vragen, inhoudende:
  • dat de opgeëiste persoon wordt geplaatst in de detentie-instelling Lille-Annoeullin, of
  • dat bij plaatsing in de detentie-instelling in Lille-Loos-Sequedin hem minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) geboden wordt.
Bij e-mail van 23 juli 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de garantie gegeven dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in de detentie-instelling Lille-Annoeullin.
5.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft opgemerkt twijfels te hebben over de door de uitvaardigende justitiële autoriteit gegeven antwoorden over de detentieomstandigheden in de detentie-instelling Lille Annoeullin.
5.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat er voor de opgeëiste persoon geen gevaar is op schending van zijn grondrechten in detentie in Frankrijk na zijn overlevering. De garantie is verstrekt dat hij wordt geplaatst in de detentie-instelling Lille Annoeullin en ten aanzien van die instelling is geen sprake van een algemeen gevaar op schending van grondrechten.
5.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de garantie heeft verstrekt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst in de detentie-instelling Lille Annoeullin.
Ten aanzien van deze detentie-instelling heeft de rechtbank in de tussenuitspraak van
20 juni 2024 op grond van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie geoordeeld dat geen sprake is van een algemeen gevaar voor schending van grondrechten. De door de raadsvrouw geuite twijfels ten aanzien van deze informatie zijn niet onderbouwd en geven daarom geen aanleiding voor een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande is voor de opgeëiste persoon dus geen sprake van een reëel gevaar dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten na overlevering zullen worden geschonden in detentie in Frankrijk. Het bepaalde in artikel 11 OLW staat dan ook niet in de weg aan het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Public Prosecutor to the Judicial Court of Lille(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
5.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 20 juni 2024 geconstateerd dat in de tussenuitspraak van