ECLI:NL:RBAMS:2024:4907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
13/100226-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 7 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Kleve. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en er voldoende garanties zijn verstrekt door de uitvaardigende justitiële autoriteit. De zaak betreft een verdenking van illegale handel in verdovende middelen, een feit dat in Nederland als een zogenoemd lijstfeit wordt aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zodanige banden met Nederland heeft dat de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft gewezen op het tijdsverloop sinds de pleegdatum van het feit en de mogelijke verjaring, maar de rechtbank oordeelt dat deze aspecten niet ter beoordeling aan haar voorliggen. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/100226-22
Datum uitspraak: 7 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 11 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
9 februari 2023 door het
Amtsgericht Kleve(Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres opgeëiste persoon] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W.J. Hopmans, advocaat in Groesbeek.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding en de schorsing daarvan tot aan de uitspraak bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3.
Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Kleve(Duitsland) van
10 november 2021 met kenmerk
10 Gs 1168/20 (204 Js 265/20).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt in Kleveheeft op 21 juni 2024 de volgende garantie gegeven:
“(…) er wordt verzekerd dat de vervolgde persoon, [opgeëiste persoon] , in geval van een rechtsgeldige veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland in aansluiting aan de Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf naar de Nederlanden terug zal worden gebracht.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Tijdsverloop/verjaring

De raadsman heeft opgemerkt dat er inmiddels ongeveer vier jaren verstreken zijn sinds de in het EAB genoemde pleegdatum. Hij heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met dit tijdsverloop en met de verjaringstermijnen in Duitsland.
De rechtbank overweegt als volgt. Of er eventueel sprake is van verjaring van de vervolging naar Duits recht of van een overschrijding van wat we in Nederland kennen als de redelijke termijn, zijn verweren die gedurende een eventueel proces in Duitsland naar voren kunnen worden gebracht. Het zijn geen aspecten die ter beoordeling aan deze rechtbank voorliggen. De Overleveringswet voorziet niet in een weigeringsgrond inzake verjaring naar het recht van de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank beschikt niet over – en de raadsman heeft niet aangevoerd dat sprake is van – objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens die duiden op gebreken in de Duitse rechtsorde met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Kleve(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. H.J.H. van Meegen en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.