Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.1. De procedure
- het verzoekschrift van 17 april 2024;
- de op 21 juni 2024 van verzoeker ontvangen producties;
- de schriftelijke reactie van de rechter.
Rechtbank Amsterdam
Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure die was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.K.E. van Herk, tegen mr. J.H.J. Evers, de rechter in een aanhangige civiele zaak. Het verzoek tot wraking was ingediend op 17 april 2024 en betrof de vrees voor partijdigheid van de rechter, die volgens verzoeker was gewekt door een reeks beslissingen die in zijn nadeel uitvielen. De wrakingskamer heeft de procedure behandeld en vastgesteld dat het verzoek ontvankelijk was, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. Dit is in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad, die in een arrest van 25 september 2018 heeft bepaald dat wraking niet kan dienen als een verkapt rechtsmiddel tegen een rechterlijke beslissing. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen op basis van de overwegingen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel overtuigend kan worden aangetoond. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, met de mededeling dat tegen deze beslissing geen voorziening openstaat.