ECLI:NL:RBAMS:2024:4811

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 23/1601
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor aanbouw met groen dak in Amsterdam

In deze zaak hebben eisers, bewoners van een appartement in Amsterdam, een omgevingsvergunning aangevraagd voor een aanbouw van 3,5 meter aan de achterzijde van hun woning, inclusief een groen dak. De gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat het bouwplan niet voldeed aan de geldende bestemmingsplannen en het beleid voor aan- en uitbouwen. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken en toegezegd opnieuw te beslissen op het bezwaar. Op 5 maart 2024 heeft het college echter opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door de eisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de eisers en dat de afwijzing van de omgevingsvergunning niet goed gemotiveerd was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan het college om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle belangen in de afweging moeten worden meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit Amsterdam, eisers

(gemachtigde: mr. V.C. van der Velde),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. Eisers wonen op de [adres] in Amsterdam. Op 9 juni 2021 heeft [eiser 1] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een extra slaapkamer door middel van een aanbouw van 3,5 meter aan de achterzijde en het aanleggen van een groen dak aan het appartement op de [adres] . De aanvraag betreft de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ [1] en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’ [2] .
2. Op 19 augustus 2021 heeft het college [eiser 1] medegedeeld dat haar aanvraag negatief is beoordeeld. Het bouwplan kan volgens het college worden verleend als het wordt aangepast in overeenstemming met onderstaand figuur.
3. Op 12 september 2021 heeft [eiser 1] per mail een gewijzigd bouwplan ingediend.
4. Met het besluit van 22 oktober 2021 heeft het college de aanvraag van [eiser 1] afgewezen. Het college wil geen medewerking verlenen aan afwijking van het bestemmingsplan, omdat de aanbouw in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en stedenbouwkundig onwenselijk is. Daarnaast is de uitbouw in strijd met het beleid aan- en uitbouwen of bijgebouwen van stadsdeel Zuid. Het beleidsmatig uitgangspunt is namelijk dat afwijken van het bestemmingsplan alleen is toegestaan voor het realiseren van een uitbouw tot 2,5 meter vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het pand waaraan de aanbouw wordt gerealiseerd. Het bouwplan wijkt hier fors van af. Het college heeft geen reden gezien om af te wijken van dit beleid, dat zij slechts in uitzonderlijke situaties doet.
Met het bouwplan wordt geen recht gedaan aan het tot stand brengen van eenheid. Er blijft altijd een vreemde uitstulping ten opzichte van eventueel nog te realiseren aan- of uitbouwen bij belendende panden van maximaal 2,5 meter diep gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel. Dit is ruimtelijk en stedenbouwkundig ongewenst. Een dergelijke uitstulping kan alleen worden weggenomen door in het hele bouwblok veel grotere aan- en uitbouwen toe te staan. Dit wordt echter een te grote inbreuk op het zorgvuldig tot stand gekomen beleid en de belangen en waarden die hieraan ten grondslag hebben gelegen. Het college heeft gedurende de looptijd van de aanvraag aangegeven op welke wijze het plan aangepast zou kunnen worden om voor afwijking van het bestemmingsplan en het beleid in aanmerking te komen. [eiser 1] heeft hier geen gebruik van gemaakt, aldus het college.
5. [eiser 1] heeft tegen het weigeringsbesluit bezwaar gemaakt. [eiser 1] heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat zij pas na het weigeringsbesluit heeft vernomen dat het indienen van een aanvraag per mail niet is toegestaan.
6. Op 10 juni 2022 heeft het college ermee ingestemd het gewijzigde bouwplan dat [eiser 1] op 12 september 2021 heeft ingediend inhoudelijk te beoordelen.
7. Op 15 september 2022 heeft het college geconcludeerd dat het gewijzigde bouwplan niet tot een ander oordeel leidt dan verwoord in het weigeringsbesluit. Het college heeft verwezen naar het figuur dat in deze uitspraak is weergegeven onder rechtsoverweging 2 (het figuur). Het college heeft toegelicht hiermee al meer toe te staan dan het vastgestelde afwijkingenbeleid, dat uitgaat van de oorspronkelijke achtergevel. Het gewijzigde bouwplan is groter qua volume, doordat deze aanbouw 2,5 meter meet vanaf de gevel van de uitbouw van de buren en een andere hoek aanhoudt.
8. Met het besluit van 2 februari 2023 op het bezwaar van [eiser 1] is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven (het bestreden besluit I). Het college heeft hieraan onder meer de beoordeling van het gewijzigde bouwplan van 15 september 2022 ten grondslag gelegd. Overwogen is daarbij dat in dit specifieke geval het college met het door hem aangewezen figuur bereid was meer toe te staan dan wat het afwijkingenbeleid zou toestaan. Naast de hoek van de uitbouw, ook qua zichtlijnen, blijft ook de privacy van omwonenden in dat figuur voldoende gewaarborgd.
9. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2024. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [de persoon 1] en [de persoon 2] .
10. Op de zitting heeft het college het bestreden besluit I ingetrokken en toegezegd opnieuw op het bezwaar te zullen beslissen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
11. Op 5 maart 2024 heeft het college het bezwaar van eisers met een nadere motivering opnieuw ongegrond verklaard (het bestreden besluit II). Het college heeft geconcludeerd dat er op grond van de Wabo geen medewerking kan worden verleend aan het aangepaste bouwplan en dat het aangepaste bouwplan niet vergunningvrij is onder de Omgevingswet.
12. Op 26 maart 2024 hebben eisers de rechtbank bericht zich niet in het bestreden besluit II te kunnen vinden en het beroep te handhaven.
13. De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 25 juni 2024 opnieuw op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde] .

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit I
14. Omdat het college het bestreden besluit I heeft ingetrokken, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
Het bestreden besluit II
15. De rechtbank acht het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ook gericht tegen het bestreden besluit II, omdat dit besluit niet aan het beroep tegemoet komt. De rechtbank stelt voorop dat per 1 januari 2024 de Wabo is ingetrokken en de Omgevingswet in werking is getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet. De rechtbank toetst het bestreden besluit II alleen aan de Wabo met de onderliggende regelingen.
Afwijken van het bestemmingsplan
15. De rechtbank zal allereerst beoordelen of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om niet af te wijken van het bestemmingsplan en dus of de omgevingsvergunning in redelijkheid is geweigerd.
15. Op de locatie van het bouwplan is het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ van toepassing (hierna: het bestemmingsplan). Op de planlocatie rust de bestemming Wonen. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan in strijd is met dit bestemmingsplan, omdat uitsluitend mag worden gebouwd binnen het bouwvlak en het bouwplan buiten het bouwvlak is gesitueerd.
18. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [3]
19. Bij de beoordeling of het college al dan niet bereid is mee te werken aan een buitenplanse afwijking, [4] hanteert het college de Beleidsregels afwijking omgevingsvergunning (de beleidsregels). Over aan-, uit- en bijgebouwen bepaalt artikel 5, onder B, van de beleidsregels het volgende:

B. Voor het realiseren van aan- en uitbouwen en bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken) wanneer deze in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, wordt in Plan Zuid – met uitzondering van dat deel van Plan Zuid dat in De Pijp ligt – voor het bouwen en gebruiken van op de grond staande aan- en uitbouwen en bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken) een afwijking verleend onder de volgende voorwaarden: Een aan-/uitbouw (bijbehorende bouwwerk):

1. wordt in het achtererfgebied gerealiseerd en is niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte;

2. wordt binnen een afstand van 2,5 meter tot de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw gerealiseerd;

3. mag niet meer dan één bouwlaag zijn en niet hoger zijn dan: a. 5 m; b. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en c. het hoofdgebouw;

4. mag niet leiden tot meer dan 50 % bebouwing van het achtererfgebied, inclusief het oppervlak van gebouwen die op basis van het betreffende bestemmingsplan opgericht zijn of zouden kunnen worden.
20. Artikel 3 van onderdeel II van de beleidsregels bepaalt wanneer het college van de beleidsregels kan afwijken:

Van de beleidsregels uit deze nota kan worden afgeweken, indien:
a. hiervoor voldoende gemotiveerd stedenbouwkundige, verkeerskundige en/of overige ruimtelijke overwegingen aanwezig zijn, op basis van door de aanvrager aangeleverde gegevens;
b. sprake is van een zwaarwegend algemeen belang, waaronder in ieder geval wordt begrepen het maatschappelijke belang van de gemeente. De aanvrager dient het algemeen belang te motiveren, naast de onder a genoemde overwegingen;
c. de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van derden hier aanleiding toe geven.
Een besluit tot het afwijken van de beleidsregels, zal uitdrukkelijk moeten worden gemotiveerd’.
21. Het college heeft van de mogelijkheid van de beleidsregels af te wijken gebruik gemaakt voor zover het gaat om het punt vanaf waar de 2,5 meter die de aanbouw mag zijn gemeten wordt. Tussen partijen is hiermee niet langer in geschil dat de toegestane 2,5 meter wordt gemeten vanaf het buurpand van eisers in plaats van vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw.
Belangenafweging
22. Eisers stellen zich op het standpunt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Het bouwplan doet geen onevenredige afbreuk aan het woon- en leefklimaat van omwonenden. Het gaat immers om een geringe afwijking van de maximale planologische mogelijkheden. Het college heeft in dit kader de belangen niet, dan wel niet correct, afgewogen en een onevenredig besluit genomen. De afwijzing heeft voor eisers zeer onevenredige nadelige gevolgen. Verschillende buren hebben ook een aanbouw en de Vereniging van Eigenaren en de directe buren hebben geen bezwaren geuit. Het college heeft niet gemotiveerd waarom hij de omgevingsvergunning afwijst en niet beoordeeld wat voor afbreuk de verlening van de omgevingsvergunning zou doen en welke nadelige effecten het zou hebben.
22. In het bestreden besluit II heeft het college de motivering van het bestreden besluit I overgenomen en vervolgens nader onderbouwd waarom het college aan het door hem gedane voorstel als bedoeld in het figuur wel medewerking wil verlenen, maar aan het bouwplan van eisers niet. Deze nadere motivering luidt als volgt:

1. Aanbouwen van de buurpanden dienen een rechte lijn te volgen achter de achtergevel. In het aangepaste bouwplan van verzoekers wordt hier geen rekening mee gehouden. De haakse hoek van de door verzoekers voorgestane aanbouw zorgt voor een verspringing, waardoor het bouwplan een logische aansluiting ontbeert ten aanzien van de bij de buurpanden toegestane aanbouwen.2. Het aangepaste bouwplan voorziet in een zodanige haakse hoek dat de zijkant van de aanbouw, aan de zijde van het rechter buurpand, aanzienlijk naar achteren doorloopt. In ieder geval zodanig dat er sprake is van een aanzienlijke vermindering van uitzicht bij het pand aan de rechterzijde van verzoekers.
24. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee onvoldoende gemotiveerd waarom het college niet wil afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwplan van eisers.. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
24. Op de (eerste) zitting heeft de rechtbank met partijen vastgesteld dat de wijze waarop de achtergevel van de aanbouw moet worden geplaatst het enige verschil is tussen het door het college gedane voorstel en het bouwplan van eisers is. Dit is als volgt verbeeld.
De schuine (rode) lijn is het voorstel van het college, de dubbele (zwarte) lijn (die de schuine lijn kruist) is het bouwplan van eisers.
26. De rechtbank overweegt allereerst dat het college heeft nagelaten onderzoek te doen naar de belangen van eisers. Desgevraagd hebben eisers op de zitting van 25 juni 2024 hun belangen toegelicht. Allereerst hebben zij een privacybelang. Bij de realisatie van de uitbouw overeenkomstig het voorstel van het college kijken eisers recht in de tuin van de buren en andersom. Dat is in hun bouwplan minder het geval. Ten tweede hebben eisers een belang bij de gebruiksfunctie. Een haakse hoek zoals die in hun bouwplan is getekend, is volgens eisers handiger voor het ruimtelijk inpassen van de binnenkant van de woning. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat het college deze belangen van eisers in zijn besluitvorming heeft meegewogen. Op de zitting heeft het college desgevraagd alleen toegelicht dat het stedenbouwkundig belang zwaar weegt. Het college heeft niet kunnen toelichten waarom het stedenbouwkundig belang zwaarder weegt dan de belangen van eisers. Deze belangen hadden temeer meegewogen moeten worden omdat die mede betrekking hebben op de privacy van hun buren, waar het college eerder wel belang aan heeft gehecht.
26. Over het stedenbouwkundig belang heeft het college in het bestreden besluit II overwogen dat aanbouwen een rechte lijn dienen te volgen achter de achtergevel. Hiermee heeft het college bedoeld dat een aanbouw parallel aan de achtergevel van de hoofdbebouwing moet worden gebouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze conclusie niet duidelijk. Een rechte lijn aan de achtergevel is immers niet haalbaar, omdat de hoofdgebouwen waaraan die lijn in de toekomst moet worden gecreëerd inspringen. Een haakse hoek zorgt weliswaar voor een verspringing in de beoogde rechte lijn, maar deze is minimaal.
26. Het college heeft tot slot in het bestreden besluit II toegelicht dat sprake is van een aanzienlijke vermindering van het uitzicht bij het pand aan de rechterzijde van eisers. Ook deze motivering is naar het oordeel van de rechtbank niet te volgen. Het gaat immers om een stukje van ongeveer 50 centimeter. De huidige bewoners van het buurpand (alsook de Vereniging van Eigenaren) hebben al toestemming gegeven voor de realisatie van het bouwplan van eisers. De belangen van eventuele toekomstige bewoners, waar het college nog op heeft gewezen, zijn momenteel te hypothetisch. Daarnaast zal een uitbouw aan de woning van eisers voor toekomstige bewoners een gegeven zijn. Tot slot heeft het college niet kunnen toelichten waarom de vermindering van uitzicht bij het buurpand ‘aanzienlijk’ is. Het gaat immers om 50 centimeter.
26. Het bovenstaande betekent dat de grond slaagt. De overige beroepsgronden van eisers behoeven daarom geen nadere bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

30. Het beroep tegen het bestreden besluit I is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit II is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit II. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het college moet namelijk een deugdelijke belangenafweging maken, waarin hij alle belangen meeneemt en tegen elkaar afweegt. Daar komt in dit geval bij dat het college bereid is gebleken om gedeeltelijk af te wijken van het afwijkingsbeleid. Het college zal daarom ook, mede aan de hand van de belangen van eisers, moeten motiveren waarom hij niet bereid is medewerking te verlenen aan het bouwplan van eisers, maar wel aan zijn voorstel conform het figuur. Het college moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
30. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een nader beroepschrift als reactie op het bestreden besluit II, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op een nadere zitting anders dan na tussenuitspraak, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:46.
4.Kruimelgeval in de zin van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo.