ECLI:NL:RBAMS:2024:2694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
13/062571-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 24 april 2024, wordt een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen, op 25 september 2023. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en momenteel gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van strafbare feiten volgens Pools recht. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 10 april 2024 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. E.M. Steller. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen om aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft zorgen geuit over de detentieomstandigheden in Polen, met name met betrekking tot de toegang tot medische zorg en de mogelijkheid voor gedetineerden om contact te hebben met hun advocaat. De rechtbank heeft kennisgenomen van het CPT-rapport van 22 februari 2024, waarin ernstige tekortkomingen in de detentieomstandigheden worden beschreven. De rechtbank heeft besloten om het onderzoek te heropenen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om de gestelde vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen. De rechtbank heeft ook de termijn voor de overleveringsdetentie verlengd met 30 dagen en een nieuwe zitting gepland voor 20 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/062571-24
Datum uitspraak: 24 april 2024
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 23 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2023 door
The Circuit Court in Katowice(Polen), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persson]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 april 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Decision of the Katowice-Zachód District Court in Katowice of 26th May 2022. Reference: III K 254/21.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als de feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn..
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van poging tot doodslag
en
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

5.Detentieomstandigheden; heropening van het onderzoek

Inleiding
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 5 april 2024 ten aanzien van de detentieomstandigheden in Polen onder andere het volgende overwogen:
“De rechtbank heeft kennis genomen van de zorgen die in het CPT [4] -rapport van 22 februari 2024 worden geuit met betrekking tot de detentieomstandigheden van voorlopig gedetineerden. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de reactie van 22 februari 2024 van de Poolse autoriteiten daarop. Gelet op de bevindingen uit het CPT-rapport ziet de rechtbank aanleiding om aanvullende vragen te stellen, ter beoordeling van de vraag of sprake is van algemeen reëel gevaar voor schending van grondrechten. [5] Nu het aan de rechtbank, als uitvoerende rechterlijke autoriteit, is deze beoordeling uit te voeren, zal de rechtbank zelf de vragen formuleren en ligt het dus niet voor de hand het Openbaar Ministerie, als verzocht, daartoe de gelegenheid te bieden.
De zorgen van het CPT zien in de hoofdlijnen op de hieronder genoemde vier punten. De rechtbank zal dit hieronder per onderdeel nader toelichten.
De medische zorg
De rechtbank is van oordeel dat op basis van hetgeen in het CPT-rapport is gerapporteerd met betrekking tot de medische zorg in
remand prisonsgeen aanleiding bestaat om te vrezen voor een schending van één of meer grondrechten ten aanzien van de categorie van gedetineerden die door Nederland aan Polen zijn overgeleverd ter fine van vervolging. Voor zover deze zorgen zien op de medische check die bij binnenkomst wordt uitgevoerd, geldt namelijk dat die situatie niet van toepassing is op door Nederland overgeleverde personen, reeds omdat ten aanzien van hen een medische controle plaatsvindt voorafgaand aan de feitelijke overlevering. De rechtbank volgt hierin het standpunt van de officier van justitie en ziet geen aanleiding om over dit onderdeel aanvullende vragen te stellen.
Het contact met de advocaat
De rechtbank stelt vast dat uit het CPT-rapport blijkt dat het in de praktijk soms onmogelijk blijkt voor een
remand prisonerom contact te hebben met zijn advocaat. Uit de reactie van de Poolse autoriteiten komt echter naar voren dat na het bezoek van het CPT de regelgeving zodanig is aangepast dat het uitgangspunt inmiddels is dat gedetineerden toestemming krijgen voor meerdere telefonische contacten met de advocaat. Die toestemming blijft van kracht. Alleen indien de redelijke vrees bestaat dat het contact wordt gebruikt voor “
unlawful obstruction of the proceedings” of het plegen van een strafbaar feit, wordt de toestemming ingetrokken. Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat de situatie waarover is gerapporteerd inmiddels niet meer actueel is. De rechtbank zal ook over dit onderdeel geen aanvullende vragen stellen.
23 uur per dag op cel zitten
Uit het CPT-rapport blijkt onder andere:
“Further, the Committee regrets to note that the regime for remand prisoners has remained extremely impoverished despite the CPT’s repeated recommendations on the subject. Indeed, the vast majority of remand prisoners still spent days and months on end in a state of idleness, with no meaningful activities, locked up in their cells for up to 23 hours per day.”
De rechtbank heeft kennis genomen van de reactie van de Poolse autoriteiten hierop. In de reactie stellen de Poolse autoriteiten het volgende voorop:
“Being outside of the living cell, participating in activities and organized recreation are
important factors in the prevention of the negative effects of isolation in a prison. It must
be emphasized, however, that pretrial detention, due to its purpose, involves the necessity of rigorous isolation, the hardship of which is difficult to eliminate.”
Vervolgens wordt in de reactie een overzicht gegeven van activiteiten die zowel voor voorlopig gedetineerden als voor gedetineerden die een straf uitzitten worden aangeboden. Dit geeft de rechtbank aanleiding om de hieronder te noemen vragen te stellen.
Het contact met de buitenwereld
Uit het CPT-rapport komt naar voren dat voor ieder telefonisch contact of fysiek bezoek toestemming aan een rechter of officier van justitie dient te worden gevraagd en dat er lange tijd overheen kan gaan voordat daar een beslissing op wordt genomen. Uit de reactie van de Poolse autoriteiten blijkt dat het mogelijk is dat toestemming wordt gegeven voor meerdere telefonische contacten en bezoeken.
Ook met betrekking tot het contact met de buitenwereld ziet de rechtbank aanleiding om aanvullende vragen te stellen.”
Standpunt raadsman
De raadsman heeft kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank van 5 april 2024 waarin nadere vragen worden gesteld over de detentieomstandigheden in de
remand prisonsin Polen.
In aanvulling op de in deze tussenuitspraak gestelde vragen verzoekt de verdediging op grond van het navolgende dat ook over de medische zorg in de
remand prisonsvragen worden gesteld:
- de medische intake van de opgeëiste persoon vindt in Nederland plaats, maar niet is gebleken dat de overdracht van medische gegevens naar de Poolse autoriteiten zodanig is dat een medische intake van de opgeëiste persoon in Polen niet meer nodig is;
- gedetineerden hebben niet zomaar toegang tot de medische zorg omdat aanvragen voor artsenbezoek eerst worden gefilterd door gevangenismedewerkers. Dat resulteert in de vraag of er wel voldoende toegang is tot een arts in de Poolse
remand prison.
- het contact met een arts is vaak in aanwezigheid van een gevangenisbewaarder. Daardoor is het voor de opgeëiste persoon niet altijd mogelijk om vrijelijk over zijn klachten te spreken.
De toegang tot de medische zorg wordt hierdoor belemmerd. Het valt hierbij op dat in het CPT-rapport wordt vermeld dat van door gedetineerden opgelopen verwondingen in de Poolse gevangenissen geen register wordt bijgehouden. Het is niet voor het eerst dat Poolse gedetineerden door gevangenisbewakers in elkaar worden geslagen. Het is in dat geval extra bezwaarlijk dat bij het artsbezoek door de gedetineerde een bewaker aanwezig is.
De raadsman ziet gelet op de eerdere tussenuitspraak van de rechtbank geen aanleiding om nu al op basis van het CPT-rapport de rechtbank om weigering van de overlevering te verzoeken. Wel verzoekt de raadsman om aanhouding van de behandeling van de zaak om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen zoals deze eerder in de genoemde tussenuitspraak zijn gesteld en met inachtneming van hetgeen hij heeft opgemerkt over de medische zorg in de Poolse
remand prisons.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het CPT-rapport ziet op één
remand prisonen dat daarom het rapport niet representatief is voor de algehele situatie in Polen en onvoldoende is om een algemeen gevaar voor gedetineerden in Poolse
remand prisonste kunnen aannemen. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de behandeling van de zaak moet worden aangehouden om het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen de aanvullende vragen zoals geformuleerd in de tussenuitspraak van
5 april 2024 te beantwoorden. Zij ziet geen aanleiding om extra vragen te stellen over de medische zorg in de Poolse
remand prisons.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet naar aanleiding van het betoog van de raadsman geen reden om de in de tussenuitspraak van 5 april 2024 geformuleerde vragen aan de Poolse autoriteiten aan te vullen met vragen over de medische zorg. In die tussenuitspraak is door de rechtbank immers al geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om met betrekking tot de medische zorg voor gedetineerden in
remand prisonste vrezen voor een schending van één of meer grondrechten. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, doet hieraan niet af.
De rechtbank zal het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen voor te leggen aan de Poolse autoriteiten:
- Geldt ten aanzien van de
out-of-cellactiviteiten die worden genoemd in de reactie van de Poolse autoriteiten van 22 februari 2024 dat die allemaal beschikbaar zijn voor voorlopig gedetineerden? Zo niet, welke
out-of-cellactiviteiten zijn wél beschikbaar voor voorlopig gedetineerden?
- Mogen alle voorlopig gedetineerden deelnemen aan deze activiteiten, behoudens de situatie dat een beslissing tot (contact)beperking is opgelegd?
- Als het zo is dat voorlopig gedetineerden gebruik kunnen maken van de aangeboden activiteiten of anderszins buiten de cel mogen verblijven (bijvoorbeeld in een gemeenschappelijke ruimte), hoeveel uur per dag kunnen zij buiten hun cel doorbrengen?
- Maakt het voor de beantwoording van de bovenstaande vragen uit in welk huis van bewaring de voorlopig gedetineerde is geplaatst? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dit per huis van bewaring verschilt?
- Kunt u omschrijven welke procedure door een voorlopig gedetineerde moet worden gevolgd om toestemming te vragen voor het ontvangen van bezoek dan wel telefonisch contact met een ander dan de advocaat?
- Hoe lang duurt het voordat daar een beslissing op is genomen?
- Is de bevinding van het CPT, dat dit er voor voorlopig gedetineerden in de praktijk toe leidt dat zij slechts één keer per maand bezoek kunnen ontvangen voor maximaal 1 uur, nog steeds actueel? Zo ja, geldt dit alleen voor de bezochte
remand prisonof geldt dit ook voor andere huizen van bewaring?
- In welk huis van bewaring zal de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid worden geplaatst? [6]
- Hoeveel persoonlijke ruimte (in een meerpersoonscel) staat hem daar ter beschikking, waarbij de ruimte die in beslag wordt genomen door de sanitaire infrastructuur niet mag worden meegenomen? [7]

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 5 vermelde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW uitspraak moet doen met 30 (dertig) dagen onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk vóór afloop van de beslistermijn, te weten
20 juni 2024.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen de nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. P. Sloot en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 april 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment.
5.Vergelijk Hof van Justitie van de Europese Unie 21 december 2023, C‑261/22 (G.N.), ECLI:EU:C:2023:1017.
6.Vergelijk HvJ EU, 25 juli 2018, C‑220/18 PPU (ML), ECLI:EU:C:2018:589
7.HvJ EU, 15 oktober 2019, C128/18 (Dorobantu), ECLI:EU:C:2019:857