ECLI:NL:RBAMS:2024:4633

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
13/154458-24 (EAB III)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Kroatië

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Kroatië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Joegoslavië, die wordt verdacht van het opzettelijk gebruik maken van vervalste documenten. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat. Tijdens de zitting op 4 juni 2024 werd de termijn voor uitspraak verlengd en werd de gevangenneming bevolen. Op 14 juni 2024 werd een tussenuitspraak gedaan, waarbij het onderzoek werd heropend en geschorst om de Kroatische autoriteiten de gelegenheid te geven te reageren op vragen van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft op 10 juli 2024 de beslistermijn opnieuw verlengd en het bevel tot gevangenneming geschorst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft een onschuldverweer gevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij het feit niet heeft gepleegd. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Kroatië beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen beletsel vormen voor de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/154458-24 (EAB III)
Datum uitspraak: 24 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 24 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in
behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 april 2024 door
the Municipal Court in Slavonski Brod, Kroatië,
(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] (Joegoslavië),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juni 2024 in
aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen
en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.F.M. van Osta, advocaat in ’s-Gravenhage.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De rechtbank heeft de gevangenneming bevolen.
De rechtbank heeft op 14 juni 2024 een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om de Kroatische autoriteiten in de gelegenheid te stellen antwoord te geven op de vragen die zijn gesteld op 23 mei 2024 door het Openbaar Ministerie. De beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd – ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt – onder gelijktijdige verlenging van het geschorste bevel tot gevangenneming met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 10 juli 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen
en is bijgestaan door zijn raadsman A.G. de Jong, die waarneemt voor zijn kantoorgenoot, mr. N.F.M. van Osta, beide advocaat in ’s-Gravenhage.
De rechtbank heeft beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging van het bevel tot gevangenneming met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW en heeft het bevel gevangenneming geschorst.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
DECISION ON DETERMINATION OF INVESTIGATIVE PRISON, business number 2 K-252/201555, dated April 9, 2024. In de aanvullende informatie van 6 juni 2024 staat dat
the Municipal Court in Slavonski Broddeze beslissing heeft uitgevaardigd.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste
van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden
toegestaan, wanneer - kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van
de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is
gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
en
opzettelijk gebruik maken van een vervalst reisdocument.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon verklaart niet schuldig te zijn aan het feit. Hiertoe is een beschikking van 20 september 2018 van een Kroatische rechter overgelegd waarin een verzoek tot uitstel van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf wordt afgewezen en waarin een einddatum van de detentie wordt genoemd van 22 februari 2019. Daaruit volgt volgens de opgeëiste persoon dat hij het in het EAB genoemde feit op 19 december 2018 niet gepleegd kan hebben, omdat hij toen gedetineerd was. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon dit, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting heeft aangetoond. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de opgeëiste persoon hiermee niet heeft aangetoond dat hij het feit onmogelijk kan hebben gepleegd. Zo is niet uitgesloten dat aan de opgeëiste persoon na de beschikking van 20 september 2018 verlof is verleend in het kader van bijvoorbeeld detentiefasering of op grond van bijzondere persoonlijke omstandigheden.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [3]

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

In haar tussenuitspraak van 27 december 2023 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat in de
Zagreb Remand Prisoneen algemeen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor personen die aldaar voorlopig gehecht worden.
De rechtbank stelt vast dat uit de aanvullende informatie van 6 juni 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk zal worden gedetineerd in de
Remand Prison in Požegaen dus niet in
Zagreb Remand Prison. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de detentieomstandigheden in deze zaak dus geen beletsel voor overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 225 en 231 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
the Municipal Court in Slavonski Brod(Kroatië ) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.