ECLI:NL:RBAMS:2024:4596

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
23/5735
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 door de gemeente Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen met een besluit van 5 april 2023, en het college bleef bij deze afwijzing in een bestreden besluit van 9 augustus 2023. Eiseres, die sinds 2012 in Nederland woont en vier kinderen heeft, heeft een geschiedenis van huiselijk geweld en kampt met huisvestingsproblemen. Ze verblijft momenteel met haar kinderen in een hotel, wat leidt tot stress en schoolverzuim bij de kinderen.

De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar het college zich afmeldde. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waaronder de vraag of het college de aanvraag op de juiste wijze heeft beoordeeld en of de belangen van de kinderen voldoende zijn meegewogen. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de zelfredzaamheid van eiseres correct is beoordeeld en de belangen van de kinderen in de beslissing zijn meegenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E.C. Weijsenfeld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
hierna: het college.
(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo).
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 5 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 augustus 2023 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiseres heeft hier beroep tegen ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar jongste zoon, de gemachtigde van eiseres en A.F.D. van den Broek als tolk in de Ghanese taal. Het college heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiseres voor maatschappelijke opvang terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
Het beroep is ongegrond
.Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
3. [eiseres] heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft vier kinderen. Zij woont sinds 2012 in Nederland en heeft hier (tot de corona tijd) altijd gewerkt. Uit een rapport van Veilig Thuis blijkt dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld door haar ex-man. Sinds 2015 is zij van hem gescheiden, waarna haar huisvestingprobleem is ontstaan. Haar urgentieaanvragen zijn herhaaldelijk afgewezen. Sinds 2014 staat [eiseres] ingeschreven bij Woningnet en reageert zij wekelijks op woningen, ook buiten Amsterdam. Zij verblijft bij kennissen via de kerk. Zij geeft aan één keer op de eerste plek te hebben gestaan bij een woning, maar bleek toen niet aan de inkomenseis te voldoen. Sinds augustus 2023 is vanwege dakloosheid een plek in de noodopvang aan het gezin toegekend. Op dit moment slapen zij, [eiseres] met haar vier kinderen, op één kamer in een hotel. Als gevolg van de huidige woonsituatie ervaren de kinderen stress. Ze hebben te weinig bewegingsruimte en de afstand tussen school en het hotel is soms te ver voor [eiseres] om te overbruggen. Als gevolg daarvan gaan de kinderen af en toe niet naar school. Volgens [eiseres] heeft haar oudste zoon inmiddels een leerachterstand en is haar tweede zoon, [naam] , lastig op school. [naam] heeft moeite met het reguleren van zijn emoties en krijgt snel driftbuien.
Is het besluit in strijd met de Wmo?
4.1.
Eiseres stelt dat het college bij de beoordeling van de aanvraag voor maatschappelijke opvang aan een onjuist criterium toetst. Volgens [eiseres] wordt er ten onrechte getoetst aan het criterium ‘zelfredzaamheid’ terwijl deze term niet terug te vinden is in artikel 1.2.1, onder c van de Wmo. In plaats daarvan moeten de woorden ‘eigen kracht’ ten grondslag liggen aan de beoordeling van het college. Het criterium ‘beperkte zelfredzaamheid’ zoals het college gebruikt in de beoordeling, is beperkter dan de terminologie ‘eigen kracht’. Vanwege die reden is de toets volgens eiseres in strijd met de Wmo geweest.
4.2.
De rechtbank oordeelt als volgt. In de regelgeving is opgenomen wanneer een persoon in aanmerking kan komen voor maatschappelijk opvang. [1] Eén van de voorwaarden voor het krijgen van maatschappelijke opvang is dat iemand beperkt zelfredzaam is op meerdere leefgebieden. Dit volgt uit artikel 4.5, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening. De rechtbank sluit aan bij de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: Raad). De Raad oordeelt dat het zelfredzaamheidscriterium dat het college bij aanvragen voor maatschappelijke opvang gebruikt, een juiste beoordelingsmaatstaf is. [2] De Raad zet deze beoordelingsmaatstaf uiteen in de vorm van een stappenplan. Aangezien het college de aanvraag van [eiseres] via dit stappenplan heeft getoetst, is er niet in strijd met de Wmo gehandeld door het zelfredzaamheidscriterium te gebruiken.
4.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is het stappenplan op de juiste wijze toegepast?
5.1.
[eiseres] voert aan dat de conclusie van het college dat zij zelfredzaam is, onjuist is. Zij benadrukt daarbij dat zij al sinds 2015 bij het college bekend is met haar (huisvestings)hulpvraag als gevolg van huiselijk geweld. Zij stelt dat de conclusie van het college dat zij zelfredzaam is, een theoretische onwerkelijkheid is. Aangezien zij al negen jaar dakloos is, ligt de drempel om maatschappelijke opvang toe te kennen via de Wmo onredelijk hoog.
5.2.
De vraag die voorligt is of het college het stappenplan op juiste wijze heeft toegepast. Het stappenplan van de Raad gaat als volgt. [3] Het college moet voorafgaand aan het besluit voldoende informatie verzamelen om de relevante feiten en omstandigheden in het kader van het besluit af te kunnen wegen. Daarvoor zal het college bij een melding dus eerst moeten vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Vervolgens moet het college vaststellen welke problemen iemand ervaart rond de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie (stap 2). Als die problemen voldoende concreet in kaart gebracht zijn, kan worden bepaald welke ondersteuning nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de aanvrager (stap 3). Ten slotte moet het college onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Alleen wanneer die mogelijkheden ontoereikend zijn, moet het college een maatwerkvoorziening verlenen. Om tot een weloverwogen besluit en juiste maatwerkvoorziening te komen is een deskundig oordeel noodzakelijk.
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op 9 maart 2023 is de zelfredzaamheid van [eiseres] beoordeeld via een screening van de GGD. Uit deze screening volgt dat de primaire hulpvraag van [eiseres] een huisvestingsvraag is (stap 1). Tijdens deze screening zijn de verschillende leefgebieden en potentiële hulpvragen van [eiseres] besproken. Aangezien zij geen schulden heeft, haar administratie goed kan bijhouden, geen verdovende middelen gebruikt en goed in staat is haar huishouden en gezin te runnen, beschouwt het college haar niet als beperkt zelfredzaam op deze leefgebieden (stap 2). [eiseres] was tijdens de screening in verwachting van haar vierde kind. De ontwikkeling en huidige situatie van de kinderen van [eiseres] is uitvoering besproken en onderbouwd met stukken van docenten. De rechtbank is van oordeel dat het college het stappenplan op de juiste wijze heeft toegepast. Dit houdt in dat het college de aanvraag van [eiseres] voor maatschappelijke opvang terecht heeft mogen afwijzen.
5.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de belangen van het kind voldoende meegewogen?
6.1.
[eiseres] voert aan dat het onderzoek van het college niet zorgvuldig is geweest omdat de belangen van de kinderen onvoldoende zijn meegewogen bij de beoordeling van haar aanvraag om maatschappelijke opvang. [eiseres] verwijst hierbij naar artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK).
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de kinderen voldoende zijn meegewogen. Er is een screening gedaan waarin de situatie van de kinderen uitvoerig aan de orde is gekomen. Dit onderzoek ligt ten grondslag aan het besluit. Verder blijkt op zitting dat [eiseres] samen met haar kinderen in de noodopvang zit. Dit betekent dat de kinderen huisvesting hebben en dat de kinderen gezamenlijk bij hun moeder kunnen verblijven. Het verblijf in een hotelkamer is zeker niet ideaal, ook vanwege de afstand tot de school van de kinderen. Maar dit neemt niet weg dat het besluit van het college voldoet aan de minimale vereisten van de belangen van het kind zoals beoogt in het IVRK. De rechtbank is daarom van oordeel dat belangen van de kinderen voldoende zijn meegewogen. Het college heeft de maatschappelijke opvang aan [eiseres] terecht afgewezen.
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eisers het griffierecht niet vergoed. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (hierna de Verordening), versie 2022 en paragraaf 4.6.1. van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam, versie 2022.
2.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651 en ECLI:NL:CRVB:2020:1653.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819