ECLI:NL:RBAMS:2024:4495

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
13/010838-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegarantie en gelijkstellingsverweer

Op 17 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de City Court of Marghita in Roemenië. De officier van justitie had op 14 mei 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 9 januari 2024. De opgeëiste persoon, geboren in 1995, was gedetineerd in Nederland en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J. Stapel. Tijdens de zitting op 3 juli 2024 werd de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en werd de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldde een vrijheidsstraf van 1 jaar en 8 maanden, opgelegd door de Marghita Court op 20 juli 2023, en bevestigd door het Oradea Court of Appeal op 8 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces in hoger beroep, maar dat hij wel op de hoogte was van de zitting. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was.

Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. De Roemeense autoriteiten hebben een detentiegarantie verstrekt, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon in een penitentiaire inrichting zal worden geplaatst met voldoende ruimte. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel gevaar bestaat voor een onmenselijke of vernederende behandeling, en dat de detentieomstandigheden geen beletsel vormen voor de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de OLW was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/010838-24
Datum uitspraak: 17 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 14 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 januari 2024 door
The City Court of Marghita(Roemenië), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1995
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juli 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J. Stapel, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens is de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 194/2023, pronounced by the Marghita Court on 20.07.2023, final on 08.01.2024 by Criminal Decision no. 5/A/2024 of the Oradea Court of Appeal.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunten
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel
12 OLW zich niet voordoet aangezien de opgeëiste persoon gedurende het proces in hoger beroep is vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
Uit het EAB blijkt dat in eerste aanleg op 20 juli 2023 een vonnis is gewezen door het
Marghita Courten dat bij arrest van 8 januari 2024 van het
Oradea Court of Appealhet vonnis in eerste aanleg is bevestigd.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] Uit het dossier volgt dat dit het geval is, zodat de rechtbank daarom alleen het hoger beroep zal toetsen aan artikel 12 OLW.
Uit de aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten van 11 juni 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces in hoger beroep, maar wel in persoon daarvoor is opgeroepen en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces, waarbij ook is vermeld dat een beslissing zou worden genomen indien de opgeëiste persoon niet ter zitting zou verschijnen.
De rechtbank is op grond van bovenstaande aanvullende informatie van oordeel dat zich de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder a OLW zich voordoet. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dan ook niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

5.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit
gebruik maken van een vervalst rijbewijsaan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder:
22. namaak van producten en productpiraterij.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit
rijden zonder rijbewijsniet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon op grond van de overgelegde stukken gelijk te stellen met een Nederlander in de zin van artikel 6a OLW naar aanleiding waarvan de overlevering dient te worden geweigerd met overname van de in Roemenië opgelegde gevangenisstraf.
Standpunt officier van justitie
De opgeëiste persoon kan op grond van de stukken niet aantonen dat hij ten minste vijf jaar onafgebroken in Nederland heeft verbleven en hij kan dan ook niet worden gelijkgesteld met een Nederlander.
Oordeel van de rechtbank
Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken niet heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000.
Uit het SKDB-register blijkt dat hij pas sinds 4 augustus 2021 in het Basisregistratie Personen (BRP) in Nederland ingeschreven staat.
Van de periode vóór 4 augustus 2021 kan de opgeëiste persoon niet met stukken onderbouwen dat hij (ononderbroken) in Nederland verbleef. Voor de inkomsten van de opgeëiste persoon geldt dat deze zijn onderbouwd met belastingaangiften en dat deze stukken niet zonder meer als objectieve stukken worden aangemerkt. De rechtbank zal de opgeëiste persoon dan ook niet gelijkstellen met een Nederlander en verwerpt het verweer.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank overweegt dat vanwege de Roemeense detentieomstandigheden voor gedetineerden in Roemenië sprake is van een algemeen gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [5] Bij brief van 12 juni 2023 is door
the Director General of the National Administration of Penitentiaries(Roemenië) een detentiegarantie verschaft waarin de volgende garantie is gegeven:
“ In view of your letter dated 07.06.2024, concerning the request of the Dutch authorities, regarding the security measures applied in the case of the named [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] .1995, residing in [plaats] , sentenced to 1 years 8 months imprisonment), in the event of his surrender to the Romanian authorities, we inform you of the following:
(…) at Henri Coanda Airport in Bucharest, he/she will initially be placed in the Bucharest Rahova Penitentiary for a period of 21 days in a room that will provide a minimum of 3 square meters
(…)
Given the amount of the sentence, he will most likely serve his custodial sentence initially in a
semi-open regime. At the same time, given his place of residence, he will most likely serve his
sentence in Satu Mare Prison to begin with.
(…)
According to the law, after serving one-fifth of the sentence, the convicted person will be
re-assessed with a view to changing the regime of execution of the sentence. It is not possible to
predict how the sentence will be carried out, as this depends mainly on the behavior adopted during the sentence. In the event that the prisoner is assigned to serve his sentence in the open regime, he will most probably remain in the custody of Satu Mare Prison for the execution of his sentence.
(…)
In view of the prospect of implementing the measures contained in the ''Action Plan for the period
2020 - 2025, drawn up for the execution of the Rezmivos et al. v. Romania pilot judgment and the
judgments handed down in the Bragadireanu v. Romania group of cases': as well as the number of
detainees currently held by the National Administration of Penitentiaries, as a result of the penal
policies adopted by the Romanian State, the National Administration of Penitentiaries guarantees
that, during the whole period of execution of the sentence, including the bed and the related
furniture, but not including the space intended for the sanitary group, he will benefit from a
minimum individual space, as follows:
- 3 square metres during the period of quarantine and observation; 3 square metres during pre-trial

detention;

- 3 square metres during maximum security;
- 3 square metres when serving a custodial sentence;
- 3 square metres when serving the sentence in semi-open regime;
- 4 square metres when serving an open regime.

(…)”

Standpunten
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de detentieomstandigheden in Roemenië.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verstrekte detentie garantie het eerder vastgestelde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wegneemt zodat er geen beletsel is om tot overlevering over te gaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij gelet op het arrest ML van het Hof van Justitie van de Europese Unie [6] uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken van penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd. Uit de hierboven vermelde informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste instantie in de
Bucharest-Rahova Penitentiaryzal worden geplaatst en daarna naar alle waarschijnlijkheid in de
Satu Mare Prison.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 107 en 177 Wegenverkeerswet en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The City Court of Marghita(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie o.a. Rb. Amsterdam, 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.