Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten de omgevingsvergunning te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dit betekent dat het besluit geldig blijft, ondanks dat de rechtbank het bestreden besluit vernietigt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
7. Per 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen, alsmede de Crisis- en herstelwet, nog van toepassing.
8. Eisers zijn allen woonbootbewoners. Hun woonboten liggen tegenover de projectlocatie. Eisers vrezen voor een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van het bouwplan. Zij voeren verschillende gronden aan die zien op de hoogte van het bouwplan, bezonning, windhinder, geluidsoverlast, parkeren, bescherming van het habitat van de vleermuis en het ontbreken van vergoeding van de geleden schade via planschade. Zij stellen verder dat het college meer had moeten sturen op een voor hen gunstiger bouwplan en dat bij een dergelijk groot project een bestemmingsplanwijziging passender zou zijn. De rechtbank zal de verschillende onderdelen van het beroep hierna per onderdeel bespreken.
Toetsingskader, bestemmingsplan en bevoegdheid.
9. Het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ is van toepassing. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerken het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.Daarvoor geldt dat het project in overeenstemming moet zijn met een goede ruimtelijke ordening. Het college komt, bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
10. De rechter moet zich beperken tot de vraag of het college in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten om van zijn bevoegdheid gebruik te maken om, in strijd met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning aan vergunninghouder te verlenen. Op de zitting hebben eisers betoogd dat het college zijn bevoegdheid had moeten aanwenden om een voor eisers gunstiger bouwplan te realiseren. De bevoegdheid van het college strekt zich echter niet uit tot het sturend optreden, maar ziet op het toetsen van de aanvraag zoals het door vergunninghouder is ingediend en om de daarbij betrokken belangen af te wegen. Gezien dit toetsingskader is het college ook niet gehouden om het bestemmingsplan te wijzigen, zoals door eisers is betoogd, nog daargelaten of het college daartoe bevoegd is of dat een bestemmingsplanwijziging voor eisers tot een ander resultaat zou hebben geleid. Anders dan eisers betogen, is het college ook niet gehouden om al dan niet toegestane afwijkingen van naastgelegen bestemmingsplannen bij de beoordeling van de aanvraag te betrekken.
11. Eisers vinden dat het project te hoog wordt. Zij wijzen op een in de ruimtelijke onderbouwing genoemde hoogtenorm van 25% en stellen dat die norm is overschreden. Het college heeft op zitting toegelicht dat die 25% norm niet van toepassing is in het gebied waar het project komt. Voor het project geldt dat de hoogte van het te realiseren gebouw niet in strijd mag zijn met de goede ruimtelijke ordening. Het college heeft toegelicht dat de gebouwen tegenover de projectlocatie vijf verdiepingen tellen. Het bouwplan telt zes verdiepingen en is daarom stedelijk goed inpasbaar. Het gaat bovendien om een gebied waarin ook een autonome ontwikkeling (met grotere bouwhoogte) zou passen, aldus het college. De rechtbank volgt de toelichting van het college op dit punt en concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het bouwplan op het aspect hoogte niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening.
12. Het college heeft een bezonningsstudie van BK Bouw- en Milieuadvies B.V. (nu Equipe Adviseurs B.V.) van 13 mei 2022 aan de vergunning ten grondslag gelegd. Volgens eisers zijn de conclusies uit deze bezonningsstudie onjuist. Zij stellen dat het rapport uitgaat van een onjuist meetpunt en van een onjuist waterpeil. Eisers stellen dat zij veel minder zonuren zullen hebben dan uit de bezonningsstudie van vergunninghouder blijkt. Zij hebben ter onderbouwing daarvan een eigen bezonningsstudie ingebracht van zonnestudie.nl van 11 oktober 2023 en een door henzelf uitgevoerd bezonningsonderzoek.
13. De rechtbank stelt vast dat uit de bezonningsstudie van vergunninghouder volgt dat de hele gevel bij elke woonboot mimimaal twee uur wordt beschenen. Het college heeft daarnaast toegelicht dat het rapport uitgaat van het door Waternet vastgestelde waterpeil van -0,4 NAP. Eisers hebben niet toegelicht waarom het door Waternet vastgestelde waterpeil niet juist is. Het standpunt dat het rapport uitgaat van een onjuist meetpunt en van een onjuist waterpeil, volgt de rechtbank dan ook niet. De rechtbank stelt verder vast dat de bezonningsstudie van eisers uitgaat van drie meetpunten die allen op het water liggen in plaats van de gehele gevel. Dit is niet representatief voor de te verwachten situatie. Het rapport van eisers doet de rechtbank om die reden niet twijfelen aan de uitkomst van de bezonningsstudie van vergunninghouder. De rechtbank concludeert dan ook dat het college in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het aspect bezonning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening.
14. Eisers vinden dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het bouwplan voor de windstromen in de omgeving.
14. Deze grond slaagt niet. Uit de Structuurvisievolgt dat een windonderzoek wordt geadviseerd voor gebouwen vanaf een hoogte van tweeëntwintig meter en pas is voorgeschreven voor gebouwen hoger dan dertig meter. Het project is lager dan 22 meter. Voor zover eisers stellen dat juist regelmatig een westenwind waait en het bouwplan wel degelijk effect heeft op een de windstroom uit die richting, geldt nog dat vergunninghouder een nadere notitie van adviesbureau Peutz B.V. van 24 mei 2024 heeft ingebracht, waaruit blijkt dat het project ook bij westenwind niet zal zorgen voor een significante verandering van de windstroming over het kanaal en bij de woonboten.
16. Eisers vrezen verder voor geluidsoverlast van de balkons die aan de noordzijde van het gebouw (tegenover de woonboten) zijn voorzien. Zij hebben een onderzoek overgelegd van de Nederlandse Stichting Geluidshinder van 4 oktober 2023, waaruit volgens hen blijkt dat ernstige geluidshinder valt te verwachten van de balkons. Daarnaast hebben eisers zelf geluidsmetingen gedaan. Op basis hiervan stellen eisers dat de geluidsoverlast onaanvaardbaar zal zijn. De rechtbank volgt eisers niet in dit standpunt.
17. De rechtbank stelt voorop dat er geen wettelijke normen zijn voor geluid. Van belang is dat de te verwachten toename van het geluid aanvaardbaar is en daarmee inpasbaar in de ruimtelijke ordening. De rechtbank is het in dit kader met het college eens dat bij de beoordeling van een aanvraag moet worden uitgegaan van een 'normaal gebruik' van balkons, waarbij een barbecue of borrel op de balkons te verwachten is. Deze zullen in het algemeen niet voortdurend en ook niet tijdens de nachtelijke uren plaatsvinden. De rapportage van Equipe Adviseurs B.V. van 15 juli 2022, ingebracht door vergunninghouder, gaat ook uit van dit ‘normaal gebruik’. Op basis van de beschouwde worst-case situatie en de rekenresultaten wordt hierin geconcludeerd dat het stemgeluid vanaf de balkons niet tot onaanvaardbare hinder zal leiden bij de woonboten. De gemachtigde van vergunninghouder heeft op de zitting verder toegelicht dat bij de bouw rekening is gehouden met de akoestiek door de noordgevel met geluidsabsorberende materiaal te bekleden en dat het rapport daarmee rekening houdt. Het onderzoek van de Nederlandse Stichting Geluidshinder en de eigen berekeningen van eisers houden hier geen rekening mee. Dit rapport heeft verder piekmomenten als uitgangpunt genomen voor een lange termijn berekening. De rechtbank volgt het standpunt van het college en vergunninghouder dat dit dan ook geen representatieve weergave is van de te verwachten geluidsniveau bij normaal gebruik van de balkons. Dit rapport geeft de rechtbank daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de ruimtelijke onderbouwing op het onderdeel geluid, uitgaande van normaal gebruik van de balkons. Dat eisers hinder zullen ervaren, hetgeen ook een subjectieve beleving is, is mogelijk, maar in objectieve zin is aannemelijk gemaakt dat er geen onaanvaardbare hinder ontstaat bij een normaal gebruik van de balkons.
18. Eisers voeren aan dat de parkeerbehoefte niet juist is vastgesteld.
18. Bij de berekening van de te verwachten parkeerbehoefte heeft het college de parkeerbehoefte van het oude gebruik van het perceel verrekend met de behoefte van het nieuwe gebruik ervan (salderen). Het college heeft geconcludeerd dat er sprake is van een parkeerbehoefte van nul parkeerplaatsen. Het college heeft in het verweerschrift evenwel onderkend dat de ruimtelijke onderbouwing op het aspect parkeren niet in overeenstemming is met de uitgangspunten uit de Nota Parkeernormen Auto (parkeernota). Het college heeft in het verweerschrift alsnog de te verwachten parkeerbehoefte berekend op basis van de parkeernota. Het college heeft toegelicht dat de totale parkeerbehoefte voor de woningen (afgerond) zestien parkeerplaatsen is. De parkeerbehoefte van het bestaande pand is (afgerond) negentien parkeerplaatsen. Deze berekening leidt bij saldering alsnog tot een berekening van nul te realiseren parkeerplaatsen. Het college heeft verder toegelicht dat het project niet tot toegenomen parkeerdruk op straat zal leiden omdat geen parkeervergunningen worden verstrekt aan bewoners van nieuwbouwwoningen.
20. De rechtbank volgt de toelichting van het college dat de (her)berekening van het aantal te realiseren parkeerplaatsen na saldering, uitgaande van parkeernota, alsnog uitkomt op nul parkeerplaatsen. Eisers hebben aangevoerd dat zij verwachten dat er toch vergunningen zullen worden verstrekt aan specifieke doelgroepen. De rechtbank oordeelt echter dat het college bij de onderbouwing van de vergunning mag uitgaan van het eigen beleid dat parkeervergunningen in beginsel niet worden verstrekt aan bewoners van nieuwbouwwoningen. Voor zover eisers aanvoeren dat überhaupt niet mag worden gesaldeerd volgt de rechtbank hen niet. Uit vaste rechtspraak volgt dat salderen is toegestaan tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat niet kan worden gesaldeerd.Die omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Wel is het aan het college om inzichtelijk te maken hoe is gesaldeerd en dat heeft het college gedaan. Eisers hebben niet weersproken hoe het college in het verweerschrift heeft gesaldeerd.
21. Het voorgaande leidt ertoe dat het bestreden besluit op het aspect parkeren moet worden vernietigd omdat het besluit op dit punt niet voldoende is gemotiveerd. Omdat het college in beroep alsnog de parkeerbehoefte van een draagkrachtige motivering heeft voorzien zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten. Het gevolg hiervan is wel dat eisers een deel van hun proceskosten vergoed zullen krijgen.
22. Eisers stellen nog dat de gewone dwergvleesmuis op de projectlocatie is gesignaleerd. Dit maakt dat het project niet zonder nader onderzoek naar deze ontwikkeling kan worden gerealiseerd. De rechtbank is van oordeel dat het wettelijk voorschrift ter bescherming van vleermuizen zich niet uitstrekt tot de belangen van eisers. Zij procederen immers niet vanuit het belang van natuurbehoud, maar vanuit hun belang van aantasting van hun eigen woon- en leefsituatie. De rechtbank zal deze beroepsgrond op basis van het ontbreken van relativiteit daarom niet nader bespreken.
Planschade
23. Eisers stellen dat het college bij de belangenafweging de omstandigheid heeft moeten betrekken dat zij als woonbootbewoners niet in aanmerking komen voor planschade. Eisers zullen zich geconfronteerd zien met verhoogde stookkosten en verminderde opbrengst van zonnepanelen wegens schaduwwerking als het bouwplan is gerealiseerd. De rechtbank is van oordeel dat de onmogelijkheid om compensatie via planschade te kunnen krijgen, voor zover daarvan sprake zou zijn, buiten deze procedure valt en om die reden geen nadere bespreking behoeft.