ECLI:NL:RBAMS:2024:4346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10793637 \ CV EXPL 23-14512
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over derdenbeslag en vorderingen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 12 juli 2024 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en Nelsons' Holdings B.V. De zaak betreft een derdenbeslag dat is gelegd op vorderingen van Nelson op Nelsons' Holdings. De procedure volgde op een tussenvonnis van 26 april 2024, waarin Nelsons' Holdings was opgedragen een derdenverklaring af te leggen. In het vonnis van 12 juli 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Nelsons' Holdings aan de eisen voor een derdenverklaring heeft voldaan, maar dat de primaire vordering van [eiser] niet toewijsbaar is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het derdenbeslag betrekking heeft op het netto equivalent van € 4.000 per maand, dat Nelsons' Holdings aan de deurwaarder moet afdragen in plaats van aan Nelson. Tevens is Nelsons' Holdings veroordeeld in de proceskosten van [eiser], die zijn begroot op € 4.700,85. De kantonrechter heeft de wettelijke rente over deze proceskosten toegewezen en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis sluit af met de afwijzing van het meer of anders gevorderde.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10793637 \ CV EXPL 23-14512
Vonnis van 12 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.J. Hagemans te Amsterdam,
tegen
NELSONS' HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Nelsons' Holdings,
gemachtigde: mr. Chr. Giljam te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 april 2024,
  • de akte overlegging producties van Nelsons' Holdings, ingediend op de rol van 17 mei 2024,
  • de akte uitlaten tevens akte wijziging eis van [eiser] , ingediend op de rol van 7 juni 2024.
1.2.
Bij akte eiswijziging heeft [eiser] haar vorderingen anders gerangschikt: de eerste vordering is primair genoemd, de tweede en derde vordering zijn nu subsidiair ingesteld. Verder heeft [eiser] bij die eiswijziging gevorderd Nelsons' Holdings te veroordelen in de werkelijke proceskosten (een eisvermeerdering eigenlijk). Nelsons' Holdings is abusievelijk niet in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Gelet op de aard van de eiswijzigingen (toevoegen van de woorden primair en subsidiair en de vermeerdering van de gevorderde proceskosten – waarover de kantonrechter een aanzienlijke mate van discretionaire bevoegdheid toekomt) en de uitkomst van deze zaak is een reactie van Nelsons' Holdings op de eiswijziging ook niet noodzakelijk gebleken voor de beslissing.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vorderingen

2.1.
[eiser] vordert na eiswijziging bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. Nelsons' Holdings te veroordelen tot betaling aan [eiser] van het bedrag waarvoor derdenbeslag is gelegd als ware Nelsons' Holdings daarvan zelf de schuldenaar, zulks op grond van artikel 477a lid 1 Rv;
Subsidiair
II. Nelsons' Holdings te gebieden, op straffe van een dwangsom, om conform de artikelen 476a en 476b Rv deugdelijk en onderbouwd opgave te doen van al hetgeen door het derdenbeslag is getroffen; en
III. Nelsons' Holdings te gebieden, op straffe van een dwangsom, tot betaling en afgifte aan [eiser] van hetgeen volgens de vaststelling van de kantonrechter aan [eiser] toekomt op grond van artikel 477a lid 2 Rv;
een en ander zowel primair als subsidiair met veroordeling van Nelsons' Holdings in de werkelijke (proces)kosten van dit geding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de nakosten, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In het tussenvonnis is Nelsons' Holdings opgedragen tot het afleggen van de derdenverklaring met behulp van een juist en volledig ingevuld formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv, voorzien van bewijsstukken, waaronder de volledige tekst van de geldleningsovereenkomst tussen haar en Nelson (zoals in de dagvaarding gevorderd onder II en thans subsidiair onder II).
3.2.
Nelsons' Holdings heeft een aanvullende verklaring afgelegd op het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv en met onderbouwing van stukken: een arbeidsovereenkomst, aangiftes loonheffingen over de maanden januari, februari, maart en april 2024, een lening overeenkomst van 11 mei 2020 en een lening overeenkomst (lang) van 1 december 2021.
3.3.
Daarmee heeft Nelsons' Holdings voldaan aan de eisen voor een derdenverklaring als bedoeld in artikel 476a Rv. Vordering I is dus niet toewijsbaar. Voor analoge toepassing, zoals [eiser] heeft bepleit, ziet de kantonrechter geen aanleiding.
3.4.
Uit artikel 477a lid 2 Rv volgt dat de rechter vervolgens moet vaststellen tot welk bedrag het derdenbeslag doel heeft getroffen. Daarbij gaat het om de vorderingen van Nelson op Nelsons' Holdings in de zin van artikel 475 lid 1 Rv op het moment van beslaglegging, dus 28 juli 2023. Kort gezegd gaat het dan om bestaande vorderingen en vorderingen die verkregen worden uit de op dat moment bestaande rechtsverhouding.
3.5.
De enige vordering van Nelson op Nelsons' Holdings vloeit voort uit een arbeidsovereenkomst en betreft dus een loonvordering. Uit de overgelegde aangiftes loonheffingen 2024 volgt dat het brutoloon van Nelson in geld € 4.000 per maand bedraagt (inclusief 8% vakantietoeslag). Uit de bij conclusie van antwoord overgelegde overzichten blijkt dat dit ook in juli, augustus en september 2023 al het geval was.
3.6.
Verder blijkt uit de stukken dat Nelsons' Holdings sinds maart 2024 leefruimte ter beschikking stelt aan Nelson, door Nelsons' Holdings aangemerkt als loon in natura waarvan de huurwaarde is bepaald op € 1.000 en die ook meegenomen wordt in de aangiftes loonheffing. Deze aanspraak van Nelson op Nelsons' Holdings vloeit mogelijk voort uit de arbeidsovereenkomst tussen hen die ten tijde van de executoriale beslaglegging al bestond waarmee zij onder het executoriale beslag ten gunste van [eiser] zou vallen. Omdat verhaal op dit onderdeel van de vordering hoogstwaarschijnlijk zal leiden tot executiegeschillen en dus tot extra kosten, en zonder nadere toelichting die ontbreekt niet aannemelijk is dat een netto opbrengst te verwachten is bij dit onderdeel, wordt deze aanspraak van Nelson niet meegenomen in deze procedure bij de vaststelling van wat onder het beslag valt.
3.7.
Onder het executoriaal derdenbeslag dient Nelsons' Holdings hetgeen zij verschuldigd is aan Nelson, dus het netto equivalent van € 4.000 per maand vanaf 28 juli 2023, aan de deurwaarder af te dragen in plaats van Nelson. Omdat dit loon betreft, dient de deurwaarder de beslagvrije voet daarover vast te stellen, voor zover van toepassing.
3.8.
Nelsons' Holdings heeft ook verklaard dat zij vorderingen op Nelson heeft uit hoofde van een geldleningsovereenkomst en een rekening-courant die als gevolg van het beslag opeisbaar zijn geworden en dat zij zich op verrekening kan beroepen. Zo heeft Nelsons' Holdings het toegelicht in haar laatste akte van 17 mei 2024 in randnummer 1.6 van die akte.
3.9.
Het vorenstaande leidt niet tot aanpassing van hetgeen wordt vastgesteld in deze procedure, te weten wat onder het derdenbeslag is getroffen. Nelsons' Holdings is mogelijk in staat om te verrekenen, maar daartoe is zijn nog niet overgegaan. Van een uitgebrachte verklaring in de zin van artikel 6:127 BW is niet gebleken. Zonder die verklaring bestaat de betalingsverplichting van Nelsons' Holdings aan Nelson.
afsluitende overwegingen
3.10.
Uit het bovenstaande volgt dat het onder III gevorderde wordt toegewezen.
3.11.
[eiser] zal als verliezende partij in de proceskosten van Nelsons' Holdings worden veroordeeld.
3.12.
[eiser] heeft bij eiswijziging gevorderd vergoeding van haar volledige proceskosten, op te maken bij staat. Vergoeding van volledige proceskosten is slechts toewijsbaar onder bijzondere omstandigheden zoals misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Daarvan is in dit geval geen sprake. Wel zijn er serieuze vraagtekens te plaatsen bij de proceshouding van Nelsons' Holdings. Zij heeft met haar vorige advocaat bij de mondelinge behandeling stellingen ingenomen die later aantoonbaar onjuist zijn gebleken. Zo is anders dan op de mondelinge behandeling verklaard geen geheimhoudingsclausule opgenomen in de geldleningsovereenkomst(en) en blijkt er –anders dan verklaard – wel een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Dit is verwijtbaar, maar levert alles afwegend geen misbruik van procesrecht op.
3.13.
[eiser] heeft wel onnodig kosten moeten maken als gevolg van de wijze waarop Nelsons' Holdings deze procedure heeft gevoerd. Ook heeft de zaak langer geduurd dan nodig. Daarom is er aanleiding om bij het vaststellen van de proceskosten een hogere puntwaarde voor salaris advocaat toe te passen uit het liquidatietarief, te weten € 1.087. Het salaris advocaat wordt begroot op € 4.348 (4 x € 1.078). De totale proceskosten van [eiser] worden daarmee begroot op:
- explootkosten
131,85
- griffierecht
86,00
- salaris advocaat
4.348,00
- nakosten
135,00
(plus verhoging als vermeld in de beslissing)
Totaal
4.700,85
3.14.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Nelsons' Holdings tot betaling aan de deurwaarder van het netto equivalent van € 4.000 per maand vanaf 28 juli 2023,
4.2.
veroordeelt Nelsons' Holdings in de proceskosten van € 4.700,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Nelsons' Holdings niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Nelsons' Holdings ook de kosten van betekening betalen,
4.3.
veroordeelt Nelsons' Holdings tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.4.
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, kantonrechter, bijgestaan door mr. R.E.R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.