ECLI:NL:RBAMS:2024:4282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
13/070360-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Hongarije met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Miskolc Regional Court in Hongarije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 17 juli 2023 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1995, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd. Tijdens de zitting op 30 april 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, en een tolk in de Hongaarse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en op 14 mei 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin het onderzoek werd heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de Hongaarse autoriteiten.

De rechtbank heeft op 4 juni 2024 het onderzoek hervat en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat het EAB niet voldoende is, terwijl de officier van justitie stelde dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, maar dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Desondanks heeft de rechtbank besloten om af te zien van de weigering van de overlevering, omdat de opgeëiste persoon zelf hoger beroep heeft ingesteld, dat zich heeft beperkt tot de hoogte van de opgelegde straf. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden geen schending van de verdedigingsrechten opleveren en heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/070360-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 18 juni 2024 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 19 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2023 door
Miskolc Regional Court, Penitentiary Section,Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 30 april 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 april 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak 14 mei 2024
De rechtbank heeft op 14 mei 2024 een tussenuitspraak gewezen. [3] Daarin is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om vragen te stellen aan de Hongaarse autoriteiten met betrekking tot artikel 12 OLW.
Zitting 4 juni 2024
De rechtbank heeft het onderzoek op 4 juni 2024 – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het moment van de schorsing op 30 april 2024. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Hongaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 14 mei 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 14 mei 2024. [4] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het EAB niet genoegzaam is. In de aanvullende informatie van 22 mei 2024 is geen toereikend antwoord gegeven op de vragen die zijn gesteld. Daarnaast staat in de aanvullende informatie dat de opgeëiste persoon in hoger beroep is gegaan, terwijl de opgeëiste persoon heeft aangegeven dat dit niet het geval is en dat hij ook niet is opgeroepen voor deze zitting.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. De procedure in hoger beroep valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. Uit de aanvullende informatie van 22 mei 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon zelf hoger beroep heeft ingesteld, waardoor de opgeëiste persoon niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het EAB en de aanvullend door de Hongaarse autoriteiten verstrekte informatie blijkt dat op 27 april 2022 door
the Miskolc District Courteen vonnis in eerste aanleg is gewezen, waarbij over de schuld en straf van de opgeëiste persoon is geoordeeld. De opgeëiste persoon heeft hoger beroep ingesteld dat zich heeft beperkt tot de hoogte van de opgelegde straf. In hoger beroep is de schuld van de opgeëiste persoon niet besproken.
Als de strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, kan de laatste van die beslissingen – in dit geval het arrest in hoger beroep van14 september 2022 – relevant zijn voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW. Dat is het geval als bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [5]
Nu uit de verstrekte informatie naar voren komt dat het in hoger beroep niet is gegaan over de mate van schuld van de opgeëiste persoon maar wel over de aan hem opgelegde strafmaat, zal de rechtbank zowel het vonnis van
the Miskolc District Courtals het arrest van
the Miskolc Regional Courttoetsen aan artikel 12 OLW.
Vonnis vanthe Miskolc District Courtvan 27 april 2022 (22.B.2893/2020/62)
In het EAB en in de aanvullende informatie van de Hongaarse autoriteiten staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing in eerste aanleg van
the Miskolc District Courtheeft geleid.
Arrest vanthe Miskolc Regional Courtvan 14 september 2022 (8.Bf.296/2022/11)
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang. Uit de aanvullende informatie van 22 mei 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon tegen het vonnis in eerste aanleg hoger beroep heeft ingesteld dat zich heeft beperkt tot de hoogte van de opgelegde straf. De opgeëiste persoon is geïnformeerd over de mogelijkheid om de zaak te behandelen tijdens een fysieke zitting, maar de opgeëiste persoon heeft hier niet om verzocht. Het hoger beroep is daarom – conform Hongaars recht – afgedaan door middel van een schriftelijke procedure.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De omstandigheid dat de informatie over het hoger beroep volgens de opgeëiste persoon naar het adres van zijn vader zou zijn gestuurd, maakt dit niet anders. Het is immers de verantwoordelijkheid van de opgeëiste persoon om een adreswijziging door te geven aan en bereikbaar te zijn voor de Hongaarse autoriteiten in het kader van de door hemzelf geëntameerde strafprocedure in hoger beroep. De opgeëiste persoon is, zo hij al dan niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

5.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Miskolc Regional Court, Sentence Enforcement Group(Hongarije) voor de feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E. Biçer en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
5.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017 in de zaak Tupikas, ECLI:EU:C:2017:628.