ECLI:NL:RBAMS:2024:2851

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
13-070360-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel uit Hongarije met betrekking tot een opgeëiste persoon

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Miskolc Regional Court in Hongarije. Het EAB, dat dateert van 17 juli 2023, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1995, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 30 april 2024 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft en dat hij in persoon aanwezig was bij de procedure die heeft geleid tot het EAB. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd. De opgeëiste persoon is beschuldigd van oplichting, een feit dat in Nederland onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft echter twijfels over de volledigheid van het EAB, met name over de procedurele aspecten van de rechtsgang in Hongarije.

De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat het EAB niet voldoende duidelijk is. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van de zaak aan te houden en aan de Hongaarse autoriteiten vragen te stellen over de relevante procedure, om te bepalen welke beslissing moet worden getoetst aan de vereisten van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de zaak geschorst en zal deze opnieuw plannen voor een zitting uiterlijk 14 dagen voor 19 juni 2024, waarbij de zaak gelijktijdig met andere EAB-zaken tegen de opgeëiste persoon zal worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-070360-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 14 mei 2024
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 19 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2023 door
Miskolc Regional Court, Penitentiary Section,Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 april 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement delivered by the Miskolc District Court as court of first instance, dated on 27 April 2022, and judgement delivered by the Miskolc Regional Court as court of second instance, final on 14 September 2022,met referenties 22.B.2893/2020/62 en 8.Bf.296/2022/11.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het EAB niet genoegzaam is. Hoewel onderdeel d) van het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, kan niet worden vastgesteld of dit ziet op de procedure in eerste aanleg bij
the Miskolc District Court, dan wel op de procedure in hoger beroep bij
the Miskolc Regional Court. De opgeëiste persoon heeft bevestigd dat hij op de procedure in eerste aanleg in persoon aanwezig is geweest, maar de procedure in hoger beroep is hem onbekend. Bovendien is ten aanzien van de procedure in hoger beroep de beslissing niet gedateerd, nu het EAB enkel vermeldt dat de beslissing onherroepelijk is geworden op 14 september 2022.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. De informatie in onderdeel d) van het EAB moet zien op de procedure die tot de beslissing heeft geleid, zodat dit op het hoger beroep moet zien.
Het oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Nu de rechtbank niet kan vaststellen bij welke procedure de zaak ten gronde definitief is afgedaan en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer open staat, is onduidelijk welke procedure de rechtbank aan artikel 12 OLW moet toetsen. Voorts is voor de rechtbank onduidelijk voor welke procedure onderdeel d) van het EAB is ingevuld. De rechtbank zal de behandeling van de zaak daarom aanhouden om aan de Hongaarse autoriteiten de volgende vragen voor te leggen:
Welke van de procedures – de procedure in eerste aanleg of in hoger beroep – moet worden getoetst aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, omdat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan?
Graag verzoekt de rechtbank de Hongaarse autoriteiten ten aanzien van de procedure die getoetst moet worden aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, zoals bedoeld in vraag 1, om onderdeel d) van het EAB in te vullen.
Wat is de datum van de uitspraak van de beslissing van
the judgement delivered by the Miskolc Regional Court as court of second instance, final on 14 September 2022,met referentie 8.Bf.296/2022/11?

6.Beslissing

De rechtbank
HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum
en -tijd, om aan de Hongaarse autoriteiten de vragen voor te leggen zoals opgenomen onder 5.;
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Miskolc Regional Court, Penitentiary Section,Hongarije, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland
uiterlijk 14 dagen voor 19 juni 2024, zijnde het einde van de verlengde beslistermijn, waarbij de zaak gelijktijdig moet worden behandeld met de zaken 13-070348-24 (EAB I), 13-104063-24 (EAB III) en 13-114812-24 (EAB IV) tegen de opgeëiste persoon;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en
tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Hongaarse taal tegen voornoemd tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. Ch. A. van Dijk, voorzitter,
mrs. P. Sloot en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (