ECLI:NL:RBAMS:2024:4272

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
13/109167-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor niet-betalen kinderalimentatie

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 10 maart 2023, betreft een vrijheidsstraf van zes maanden voor het niet betalen van kinderalimentatie. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, en een tolk tijdens de zitting op 4 juni 2024. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd om de zaak grondig te kunnen beoordelen.

De raadsvrouw verzocht om aanhouding van de zaak om nadere informatie op te vragen over de oproeping van de opgeëiste persoon voor de zitting die leidde tot het vonnis van 29 juli 2019. De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, was van mening dat de overlevering moest worden toegestaan, aangezien het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon in persoon was opgeroepen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de juistheid van deze informatie te twijfelen, ondanks de ontkenning van de opgeëiste persoon.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank wees op het belang van het voorkomen van straffeloosheid, aangezien het feit in Polen was gepleegd door een Poolse onderdaan. De rechtbank besloot daarom de overlevering toe te staan, en verklaarde dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/109167-24
Datum uitspraak: 18 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 30 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2023 door
the District Court: Sąd Okręgowyin Kielce (Polen),
III Criminal Division(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] (Polen),
wonende op het adres [adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juni 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr N. Wijkman, advocaat in Almere en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis dat is uitgevaardigd door de
Regional Court: Sąd Rejonowy in Busko-Zdrój(Polen) op 29 juli 2019 (referentienummer: II K 222/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft één feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om de zaak aan te houden, om nadere informatie op te vragen aan de Poolse autoriteiten met betrekking tot de oproeping van de opgeëiste persoon voor de zitting die heeft geleid tot de beslissing van 29 juli 2019. In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen voor deze zitting, maar er is geen verdere toelichting gegeven en de opgeëiste persoon ontkent dat hij van deze zitting op de hoogte is gesteld. Er kan dan ook niet worden vertrouwd op de summiere informatie die in het EAB staat vermeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de overlevering dient te worden toegestaan. Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen voor de zitting die tot de beslissing van 29 juli 2019 van
the Regional Court: Sąd Rejonowy in Busko-Zdrój(Polen) heeft geleid. De situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW is dan ook aan de orde. Op grond van het vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan van de juistheid van de verstrekte informatie door de Poolse autoriteiten.
Oordeel van de rechtbank
In onderdeel d) van het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing in de zaak met referentienummer II K 222/19. Het EAB vermeldt in onderdeel d) het volgende:
“the person was summoned in person on 26 June 2019 and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial”.
In het EAB is daarmee aangegeven dat de opgeëiste persoon op 26 juni 2019 in persoon is gedagvaard en er toen van in kennis is gesteld dat een beslissing kon worden genomen wanneer hij niet op het proces zou verschijnen. De rechtbank heeft geen reden om aan die informatie te twijfelen. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon is daartoe onvoldoende en verder is niet van andere omstandigheden gebleken die maken dat serieuze kanttekeningen moeten worden geplaatst bij de juistheid van de in het EAB weergegeven informatie. Dit betekent dat de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW zich voordoet en dat er geen grond is de overlevering te weigeren vanwege het bepaalde in artikel 12 OLW. Het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden wordt dan ook afgewezen.

4.Strafbaarheid

De opgeëiste persoon is in Polen veroordeeld wegens het niet betalen van kinderalimentatie terwijl hij daartoe wettelijk verplicht was op basis van een rechterlijke beslissing.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank verwijst naar de overweging onder 6.2 van haar uitspraak van 15 april 2021. [4] In die zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat ten aanzien van het niet betalen van kinderalimentatie niet voldaan was aan het vereiste van dubbele strafbaarheid, omdat uit het EAB niet volgde dat de opgeëiste persoon door het niet betalen van de alimentatie het kind in een hulpeloze toestand heeft gebracht of laten zijn. Dit geldt eveneens in de onderhavige zaak.
De rechtbank ziet echter aanleiding om van de weigering af te zien, omdat zij van oordeel is dat onvoldoende aanleiding voor weigering bestaat. De rechtbank vindt daarbij redengevend dat het feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft. Het feit is immers begaan in Polen, door een onderdaan van Polen tegen een andere onderdaan van Polen. Evenmin is sprake van een situatie waarin de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, waardoor de straf door de Nederlandse autoriteiten overgenomen zou kunnen worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een weigering zou leiden tot straffeloosheid. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te worden voorkomen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court: Sąd Okręgowyin Kielce (Polen),
III Criminal Divisionvoor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E. Biçer en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.