Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten op 19 januari 2024. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1991, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waaronder een zitting op 12 juni 2024, waar de officier van justitie mr. G.M. Kolman aanwezig was, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Drent.
Tijdens de zitting op 12 juni 2024 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. In een tussenuitspraak op 26 juni 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat de dubbele strafbaarheid niet hoeft te worden getoetst, omdat de feiten door de Italiaanse autoriteiten als lijstfeiten zijn aangemerkt. Het verweer van de raadsman dat de stukken van het EAB niet voldoende waren, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen lopende vervolging in Nederland was voor dezelfde feiten en dat de detentiegarantie van de Italiaanse autoriteiten voldoende was om het risico op schending van artikel 4 van het Handvest weg te nemen.
Op 3 juli 2024 werd de behandeling van het EAB voortgezet. De rechtbank stelde vast dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank ontving een garantie van de Italiaanse autoriteiten dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Italië zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. Daarom werd de overlevering toegestaan.