ECLI:NL:RBAMS:2024:4257

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
13-285376-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB was uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen, op 9 oktober 2023, en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1972. De behandeling van de zaak vond plaats op een zitting op 5 juni 2024, waar de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. M. de Klerk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon onder onmiddellijke schorsing bevolen.

In een tussenuitspraak op 19 juni 2024 heeft de rechtbank de grondslag van het EAB vastgesteld en geoordeeld dat het feit dubbel strafbaar is. Het verzoek van de opgeëiste persoon om gelijkgesteld te worden met een Nederlander werd afgewezen, en de rechtbank verwierp het verweer omtrent het specialiteitsbeginsel. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst om de officier van justitie in staat te stellen aanvullende vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen.

Tijdens de zitting op 3 juli 2024 werd de behandeling van het EAB voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon in persoon was opgeroepen voor het proces dat leidde tot de beslissing. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de wet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-285376-23
Datum uitspraak: 3 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 oktober 2023 door
the Circuit Court in Katowice(Polen), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1972
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 5 juni 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 juni 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is gesloten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De gevangenhouding is bevolen onder onmiddellijke schorsing daarvan.
Tussenuitspraak van 19 juni 2024 [3]
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 19 juni 2024 de grondslag van het EAB vastgesteld. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat het feit dubbel strafbaar is.
Het verzoek van de opgeëiste persoon tot gelijkstelling met een Nederlander in de zin van artikel 6a OLW is afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat kan worden afgezien van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Ten slotte is het door de verdediging gevoerde verweer omtrent het specialiteitsbeginsel door de rechtbank verworpen.
De overwegingen 3. tot en met 7. van de tussenuitspraak worden in deze uitspraak als herhaald en ingelast beschouwd.
Het onderzoek is met de tussenuitspraak heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank in verband met de toetsing aan artikel 12 OLW geformuleerde vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen.
Zitting van 3 juli 2024
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen voortgezet in de stand van de vorige zitting, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman
mr. M. de Klerk.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 5 juni 2024 de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunten
De raadsman en de officier van justitie stellen zich op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voordoet aangezien uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen voor het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 19 juni 2024 al het volgende vastgesteld:
“(…)Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis. eerste lid. Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het arrest van the
Katowice Court of Appeal van 29 maart 2018. met kenmerk II AKa 305/18. In het EAB is aangegeven dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid(…)”.
Bij brief van 26 juni 2024 van de Poolse autoriteiten is als reactie op de door de rechtbank bij tussenuitspraak van 19 juni 2024 geformuleerde vragen onder meer de volgende aanvullende informatie binnengekomen:
“1. It is clear from the file in case Il AKa 305/18 and the electronic receipt acknowledgment contained therein, on 16th July 2018 [opgeëiste persoon] personally received a notification of the date of the trial (the trial was scheduled for 6th September 2018). The notification was sent to the address of Prison No. 2 in Strzelce Opolskie and then it was given to [opgeëiste persoon] by the authorities of that penal institution, as evidenced by the signature of the above named individual put on the electronic receipt acknowledgment.”
De rechtbank leidt uit de bovenstaande informatie af dat de opgeëiste persoon de oproeping voor het proces in hoger beroep op 16 juli 2018 in persoon heeft ontvangen en dat hij het ontvangstbewijs van de oproep zelf heeft ondertekend. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat zich de omstandigheid als bedoeld onder artikel 12 onder a OLW zich voordoet en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Katowice(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.