ECLI:NL:RBAMS:2024:4245

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
13/080996-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van een Belgisch Europees Aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, België. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1996, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Belgisch recht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB op 19 juni 2024 behandeld, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.P.E. Buchele.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De Belgische autoriteiten hebben garanties gegeven voor de terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland na een eventuele veroordeling in België. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering, gezien de geboden garanties.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en bevolen dat de inbeslaggenomen telefoon van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten wordt afgegeven. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/080996-24
Datum uitspraak: 3 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 23 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 februari 2024 door
de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen(België
), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 juni 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.P.E. Buchele, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens is de gevangenhouding bevolen en vervolgens bij aparte beslissing opnieuw geschorst onder de al eerder opgelegde voorwaarden.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
afzonderlijk bevel tot aanhouding bij verstek afgeleverd door Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen(België
).Referentie: OR Laurence Van Strydonck 2023/208.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder de nummers 11 en 20, te weten:

11. Informaticacriminaliteit

20. Oplichting

Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings heeft op 3 mei 2024 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees
aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond artikel 11: detentieomstandigheden België

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Tegen deze achtergrond is op 6 mei 2024 namens het Directoraat-generaal Wetgeving
,Fundamentele rechten en Vrijheden van de Dienst internationale samenwerking in strafzaken ten behoeve van de opgeëiste persoon de navolgende garantie gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan
3 m 2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m 2 inclusief vast meubilair.

De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is
afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm

Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren.
De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
De rechtbank gaat aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5]
De rechtbank is, gelet op de individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Hieruit volgt dat de afgifte van de bij de opgeëiste persoon inbeslaggenomen telefoon, merk
Nothing Phone,model
a065, aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen(België
)voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de bij de opgeëiste persoon inbeslaggenomen telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.