ECLI:NL:RBAMS:2024:4128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
13/212454-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg van Luik, België. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 9 februari 2023 is uitgevaardigd, in behandeling genomen. De opgeëiste persoon, geboren in 1983 en met de Nederlandse nationaliteit, is bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zitting op 25 juni 2024. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt.

Het EAB betreft een aanhoudingsbevel bij verstek en de Belgische autoriteiten beschuldigen de opgeëiste persoon van illegale handel in verdovende middelen, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op dit feit staat, waardoor een onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig is. De verdediging heeft aangevoerd dat de Nederlandse executieregels substantieel afwijken van de Belgische regels en heeft verzocht om de overlevering niet afhankelijk te maken van een terugkeergarantie.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel er een terugkeergarantie is verstrekt door de Belgische autoriteiten, de wens van de opgeëiste persoon om zijn straf in België uit te zitten, niet verenigbaar is met de voorwaarden van de Overleveringswet. De rechtbank heeft besloten om de overlevering toe te staan zonder de terugkeergarantie, wat betekent dat België niet verplicht is om het vonnis ter erkenning en tenuitvoerlegging aan Nederland aan te bieden. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, waarbij de relevante artikelen van de Overleveringswet zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/212454-23
Datum uitspraak: 9 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 6 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 februari 2023 door de rechtbank van eerste aanleg van Luik (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 juni 2024, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek. Uit het A-formulier blijkt dat dit bevel is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg van Luik.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom afhankelijk worden gemaakt van een zogenoemde terugkeergarantie.
De rechtbank stelt vast dat de procureur du Roi de Liège bij brief van 17 juni 2024 een terugkeergarantie heeft verstrekt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de Nederlandse executieregels substantieel afwijken van de Belgische regels. In België komt een veroordeelde in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling nadat een derde van de vrijheidsstraf is uitgezeten. De uit te zitten vrijheidsstraf is in Nederland veel langer. De raadsman ziet graag in de uitspraak opgenomen dat terugkeer naar Nederland ten behoeve van de executie van een eventueel op te leggen vrijheidsstraf uitsluitend zal plaatsvinden als de opgeëiste persoon daar uitdrukkelijk mee instemt. Subsidiair verzoekt de verdediging de rechtbank de overlevering niet afhankelijk te maken van een terugkeergarantie.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat terugkeer naar Nederland na een veroordeling een recht is van de opgeëiste persoon met het oog op resocialisatie. Volgens haar is de mogelijkheid die de raadsman voorstelt niet mogelijk, gelet op de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS). Zij heeft erop gewezen dat de rechtbank al eerder overlevering heeft toegestaan zonder terugkeergarantie. De officier van justitie verzet zich niet tegen deze mogelijkheid.
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 6, eerste lid, OLW geeft uitvoering aan artikel 5, onderdeel 3, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, welke bepaling er in het bijzonder toe strekt de uitvoerende rechterlijke autoriteit in staat te stellen een bijzonder gewicht toe te kennen aan de mogelijkheid om de kansen op sociale re-integratie van de opgeëiste persoon te verhogen.
Artikel 6, eerste lid, OLW heeft echter een facultatief karakter en moet, als uitzondering op het uitgangspunt, restrictief worden uitgelegd. Uitgangspunt is dat de opgeëiste persoon wordt overgeleverd (zonder nadere garanties). De raadsman heeft de uitdrukkelijke wens van de opgeëiste persoon geuit om een eventueel op te leggen vrijheidsstraf in België uit te zitten. Een terugkeergarantie onder voorwaarden zoals de raadsman die voor ogen heeft verdraagt zich echter niet met de regeling zoals neergelegd in de OLW en de WETS.
Hoewel er een terugkeergarantie is verstrekt, ziet de rechtbank, gelet op de wens van de opgeëiste persoon, aanleiding om af te zien van de mogelijkheid om toepassing te geven aan artikel 6, eerste lid, OLW en de overlevering afhankelijk te maken van deze garantie. Deze beslissing heeft tot gevolg dat, in geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf, België niet gehouden is het vonnis ter erkenning en tenuitvoerlegging aan Nederland aan te bieden met het oog op tenuitvoerlegging van die straf in Nederland.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in België

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Op 4 juni 2024 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken, Centrale autoriteit van de Federale Overheidsdienst Justitie te Brussel de navolgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Marche-en-Famenne indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
  • De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
  • Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie is weggenomen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 11 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg van Luik (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.