ECLI:NL:RBAMS:2024:4125

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
13/129817-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek naar een Europees aanhoudingsbevel in afwachting van antwoorden op aanvullende vragen

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia, Italië. Het EAB, dat op 19 april 2023 werd uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Tunesië in 1993, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 25 juni 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, en een tolk in de Arabisch-Tunesische taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Tunesische nationaliteit bezit. Het EAB vermeldt een vonnis van de rechtbank van Padua, Italië, van 2 mei 2017, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 4 jaar en 2 maanden. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd en is van oordeel dat er onvoldoende informatie is om te beoordelen of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen in afwachting van nadere informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit.

De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk bevolen voor een nader te bepalen datum. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/129817-24 (EAB1)
Datum uitspraak: 9 juli 2024
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 6 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 april 2023 door
Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Tunesië) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Arabisch-Tunesische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Tunesische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een voor uitvoerlegging vatbaar vonnis van 2 mei 2017 van de voorlopige voorzieningenrechter bij de rechtbank van Padua, definitief op 5 juli 2018, referentienummer 273/17 Reg. Vonnis.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
Het Openbaar Ministerie bij het Hof van Beroep van Venetië heeft op 15 oktober 2022 een voorziening voor gelijktijdige strafuitvoering uitgevaardigd (nr. SIEP 335/2022). Hierin worden openstaande vrijheidsstraffen, waaronder de hiervoor vermelde, samengevoegd (er zijn nog twee andere, gelijktijdig behandelde, EAB’s). De totale resterende vrijheidsstraf bedraagt 6 jaar, 2 maanden en 16 dagen.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit 5 aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • wederspannigheid, terwijl het misdrijf en de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
  • diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In het EAB is vermeld dat het vonnis onherroepelijk is geworden op 5 juli 2018, ruim 14 maanden na de vonnisdatum. Dit was, mede gelet op het feit dat de opgeëiste persoon op de zitting was verschenen, aanleiding voor de officier van justitie om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Gevraagd is of de zaak na 2 mei 2017 door een andere instantie opnieuw ten gronde is behandeld. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de vragen tot op heden nog niet beantwoord.
De rechtbank is - met de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat zij onvoldoende is geïnformeerd om te kunnen beoordelen of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Zij zal daarom het onderzoek heropenen en schorsen, teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen de gestelde vragen alsnog te beantwoorden.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd in afwachting van nadere informatie met betrekking tot het verdedigingsrecht, zoals hiervoor onder punt 5 overwogen.
BEVEELT de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de opgeëiste persoon.
BEVEELT de oproeping van een tolk in de Arabisch-Tunesische taal tegen de nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.